werkwoordspelling

Online instructie week 7
Werkwoordspelling
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Online instructie week 7
Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Niveau 2
A. Persoonsvorm tt
- werkwoorden met stam op -d
B. Persoonvorm vt
- zwakke werkwoorden op -t of -d
C. Het deelwoord
- werkwoorden met stam op -v of -z
D. Bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

timer
2:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

(Lachen) (vragen) hij aan mij: ‘(Worden) je broer vaker (dissen) door die (wegrennen) vrienden?’​

Slide 6 - Open question

Ik ben klaar voor Niveautoets 2 werkwoordspelling!
A
Ja, ik ben er klaar voor.
B
Bijna, ik oefen nog even in de app.
C
Nog niet, ik moet nog veel oefenen.
D
Nog niet, ik maak me zorgen dat het niet gaat lukken.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Meneer Kalis (vinden) het hopelijk wel wat.

Slide 9 - Open question

(vinden) je deze les ook zo leuk?

Slide 10 - Open question

En nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Casper (branden) zijn vingers gisteren.

Slide 13 - Open question

Sommige leerlingen (roken) stiekem in het park.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Maar iedereen heeft weleens (falen).

Slide 16 - Open question

Heeft iedereen zijn naam (vermelden)?

Slide 17 - Open question

Maar ze zijn daarvoor flink (straffen).

Slide 18 - Open question

En anders is het corveeën ook weer zo (gebeuren).

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Hij heeft de (vinden) foto's weggelegd.

Slide 21 - Open question

De (vergroten) foto's heb ik ingelijst.

Slide 22 - Open question

De (redden) jongen was heel erg bang geweest.

Slide 23 - Open question

Wat is op jou van toepassing?
A
Ik snap het helemaal!
B
Als ik nog even oefen, gaat het lukken!
C
Ik heb nog wat extra hulp nodig.
D
Ik snap er helemaal niks van.

Slide 24 - Quiz

De (irriteren) fietser (krijgen) gisteren een boete, omdat hij (bellen) (worden) (signaleren) op de fiets.​

Slide 25 - Open question

Op dit moment (vinden) het teleurgestelde meisje (huilen) en (snikken) haar (verdwijnen) telefoon terug in de prullenbak.​

Slide 26 - Open question

(Lachen) (vragen) hij aan mij: ‘(Worden) je broer vaker (dissen) door die (wegrennen) vrienden?’​

Slide 27 - Open question