2H - les 2 - STG (P3)




2H - lunes 6 de febrero - STG
1 / 10
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson




2H - lunes 6 de febrero - STG

Slide 1 - Slide

Programa
  1. Vocabulario unidad 5 (volgende les check woordje 1-15)
  2. Ser 
  3. Hay
  4. Estar
  5. Trabajamos
  6. Deberes
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Ser
Betekenis:  zijn

Gebruik
- vaste eigenschappen. 
- Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)

- Tijd, datums, dagen en gebeurtenissen 

- Waarvan iets gemaakt is, iemand zijn eigendom

Slide 3 - Slide

HAY

Betekenis: er is/ er zijn 

(of in een vraagzin: zijn er/ is er)


Heeft maar 1 vervoeging: Hay


Gebruik:
- hoeveelheden (mucho/a, poco/a, demasiado/a, etc)
- onbepaalde lidwoorden (un, una, unos, unas).


Slide 4 - Slide

ESTAR
Betekenis: Zijn / zich bevinden

Gebruik: 
- plaatsbepaling
- gevoel, stemming, emotie
- fysieke toestanden 
- uiterlijkheid
- Burgelijke staat (getrouwd, gescheiden, overleden, etc.)
Blz. 54, ej 1 & 2

Slide 5 - Slide

Hay/ser/estar (zijn)
Bij 'zijn' altijd de top 3 volgen:

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd etc. Ook dan gebruik je 'estar'.

Slide 6 - Slide

Hay - Estar - Ser

Blz 55, ej 4

Slide 7 - Slide

¿ Hay / Estar / Ser ?
  1. Estoy / soy en la clase.
  2. eres/ estás una chica alta y guapa
  3. La madre de mi amigo es / está policía
  4. Los amigos de Pepe son/ están en el parque
  5. Hay/ están muchas casas bonitas en este barrio
  6. ¿Dónde hay/ está el móvil de mi hermana?
  7. Vosotros sois/estáis unos alumnos muy listos
  8. Somos/ Estamos en el centro comercial

Slide 8 - Slide

Quizlet LIVE

werkwoord ESTAR

Slide 9 - Slide

Deberes
Voca Unidad 5 blz 107 NL-SP
1-20

Slide 10 - Slide