'In welke zinnen is het rode woord een voltooid deelwoord?'
Slide 4 - Slide
1. Ik heb een groene pen gebruikt. 2. Hij gebruikt altijd een groene pen. 3. Het gebeurt erg vaak. 4. Het is erg vaak gebeurd. 5. Hij heeft zijn auto verkocht. 6. Hij verkocht gisteren zijn auto.
Slide 5 - Slide
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 6 - Quiz
Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente
Slide 7 - Quiz
Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 8 - Quiz
Kies het juiste werkwoord:
"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant
Slide 9 - Quiz
Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte
Slide 10 - Quiz
(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt
Slide 11 - Quiz
Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind
Slide 12 - Quiz
Waar zou je graag nog mee willen oefenen (indien van toepassing)?
Slide 13 - Open question
Aan de slag
- Lees blz. 128-129 in je handboek.
- Maak opd. 3 t/m 11 op blz. 48-50.
Klaar?
- Maak opd. 1 t/m 9 op blz. 51-53.
Slide 14 - Slide
Aan de slag
- Maak opd. 1 en 2 op blz. 48.
- Lees blz. 128-129 in je handboek.
- Maak opd. 3 t/m 11 op blz. 48-50.
Klaar?
- Zoek de betekenis van de grijsgedrukte woorden van de paragrafen waarvan je ze nog niet hebt opgezocht.
Slide 15 - Slide
Huiswerk
Huiswerk maandag 11 december:
- Maak opd. 8 en 9 op blz. 40-41
en
Maak opd 3 t/m 7 op blz. 42.
Slide 16 - Slide
Feedback
Slide 17 - Slide
Huiswerk ma 18/12 2e uur
- Bereid je presentatie van 45 seconden voor!
Slide 18 - Slide
Klaar
Slide 19 - Slide
Lezen
Boek blz.
Slide 20 - Slide
Huiswerk maandag 9/1 5e uur
- Maken opd. 1,2 blz. 157.
Slide 21 - Slide
Terugkijken
- Hoe vind je zinsdelen?
- Wat is de beste manier om de persoonsvorm te vinden?
- Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?
Slide 22 - Slide
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp van de volgende zin?:
- Misschien heeft mijn neefje wel een voetbal gewonnen voor mij?
Misschien
heeft
mijn neefje
wel
een voetbal
gewonnen
voor mij
heeft gewonnen
pv
ow
Slide 23 - Drag question
Maak zinsdelen bij de volgende zin:
- Tijdens mijn vorige vakantie heb een ik voor mijn vriendin een nieuwe armband gekocht in een leuk winkeltje.