2M - The future

South Africa
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

South Africa

Slide 1 - Slide

Today's plan

1. Grammar: The future
3. Practise 


Slide 2 - Slide

Grammar unit 5: lesson 2: future

Slide 3 - Slide

1. Our bus leaves at 09.05
2. I am eating pizza tomorrow night.
3. They are going to travel to South Africa.
4. I promise I will not shout again!

Slide 4 - Slide

5.2     The Future
Er zijn 4 verschillende manieren om future aan te geven in een zin.
Die 4 verschillende manieren zijn 4 verschillende werkwoordsvormen of tijden.

Slide 5 - Slide

Welke vormen?
  1. Present Simple (stam of stam + s bij he/she/it)
  2. Present Continuous (am/are/is + ww met -ing)
  3. To be going to + hele ww 
  4. Will / Shall + hele ww

Maar wanneer welke vorm?

Slide 6 - Slide

1. Present Simple
Je gebruikt de Present Simple als iets in de toekomst volgens een schema gaat gebeuren. Dit zijn dingen die heel zeker zijn.
Bijvoorbeeld roosters en treintijden.

The train arrives at 9 o'clock tomorrow morning.

Slide 7 - Slide

2. Present Continuous
Je gebruikt de Present Continuous als dingen 
afgesproken / geregeld zijn en vrijwel zeker gaan gebeuren.

My mom and I are visiting Amsterdam this Saturday.

Slide 8 - Slide

3. To be going to + hele ww
Je gebruikt to be going to + hele ww als dingen vooraf al gepland zijn en als je een voorspelling doet met bewijs.

Look at those dark clouds! It is going to rain.
I am not going to the school dance tomorrow, because I didn't buy a ticket.

Slide 9 - Slide

Het verschil tussen de Present Continuous en 
to be going to + hele ww is echter minimaal!

Je kunt deze best wel eens door elkaar heen gebruiken!

Slide 10 - Slide

4. Will + hele ww
Je gebruikt will  + hele ww als dingen 
spontaan gebeuren en als je een voorspelling doet zonder bewijs (bijvoorbeeld een mening).

I think we will stay inside a few more weeks longer.
Will It rain tomorrow? If not, we are going to the beach!
Let op: Shall I / Shall we go home?

Slide 11 - Slide

will + not = WON'T

Slide 12 - Slide

Vul in :
Oh, no, I missed the bus, I.............. late!
A
am going to be late
B
shall be late
C
will be late
D
am being

Slide 13 - Quiz

Watch out for that dog! I think it.......... attack you.
A
will
B
goes to
C
shall
D
is going to

Slide 14 - Quiz

Joan ............ her brother over from Canada next week.
A
Is having
B
Is going to have
C
will have
D
has

Slide 15 - Quiz

The train for Amsterdam ...... at 14.07
A
Is leaving
B
Is going to leave
C
will leave
D
leaves

Slide 16 - Quiz

All Right 5.2
This week's task 

5.1+5.2

ALL exercises
(except for pairwork and listening exercises)
timer
8:00

Slide 17 - Slide

Chris _____ her grandmother tomorrow.
A
will visit
B
visits
C
is visiting
D
is going to visit

Slide 18 - Quiz

________ (open - I) the window?
A
Will I open
B
Am I going to open
C
Shall I open
D
Do I open

Slide 19 - Quiz

It _____ rain, I checked the weather
app! So, don't take your umbrella!
A
doesn't
B
shan't
C
won't
D
isn't going to

Slide 20 - Quiz

I hope the weather _____ nice.
A
will be
B
is going to be
C
shall be
D
is

Slide 21 - Quiz

Let's go to the cinema tonight.
The movie ___ at 8.
A
will start
B
starts
C
is going to start
D
is starting

Slide 22 - Quiz

Next week I .... watch a movie with my brother.
A
shall watch
B
will watch
C
am going to watch
D
are going to watch

Slide 23 - Quiz

Look. There's not a cloud in the sky.
It .... a sunny day.
A
will be
B
shall be
C
are going to be
D
is going to be

Slide 24 - Quiz

All Right 5.2
This week's task 

5.1+5.2

ALL exercises
(except for pairwork and listening exercises)
timer
8:00

Slide 25 - Slide

De eerste twee manieren : 
1. Gebruik de present simple als : Dingen volgens een vast schema verlopen : The train leaves at 10.45 

    2. Gebruik de present continuous als : dingen gepland zijn en  zo goed als zeker gaan gebeuren: I'm visiting my grandmother tomorrow.

Slide 26 - Slide

Nog twee manieren :

3. Gebruik : To be going to +heel werkwoord als :
a. Het plan om iets te doen er al eerder was: 
We are going to work on our project
b. Het gaat om een voorspelling die gebaseerd is op een aanwijzing : He is going to hit him, he's so angry!


Slide 27 - Slide

Will/shall + heel ww als:
4. Gebruik Will/shall + heel ww als:
a. er sprake is van een spontaan plan dat nu ontstaat : 
I'll call her right now!
b. er sprake is van : een spontaan aanbod, belofte, voorstel of verzoek. : Shall I tell you that story?  (alleen bij 'I or we')
c. er sprake is van feiten of algemene waarheden: 
An angry buffalo will attack quite suddenly.

Slide 28 - Slide

In het kort : Future 4x
1. Present Simple : vast schema
2. Present continuous : gepland . zeker door!
3a.  Going to : al eerder plan
3b. Going to : voorspelling met bewijs
4a. Will/ shall: Spontaan plan, 
4b: Will/ shall: aanbod, belofte, voorstel
4c.Will/ shall:  feit, algemene waarheid

Slide 29 - Slide

Unit 5 South Africa 
Homework for friday

 5.2 maak  opdracht 5 tm 8.

Slide 30 - Slide