herhaling

Herhaling
Uitleg 
zelfstandig werken: Opdracht 

1 / 19
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling
Uitleg 
zelfstandig werken: Opdracht 

Slide 1 - Slide


Tijd: 15 minuten 
 
klassikaal uitleggen 

Ondernemingsplan
Kosten en kostensoort
Swot-analyse 
Eenmanszaak 



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Ondernemingsplan
Plan waarin staat wat voor  soortonderneming je wilt hebben. 


Slide 4 - Slide

Ondernemingsvormen

* Eenmanszaak:  - met personeel 

                                     - zonder personeel (zzp-er =

                                                                  zelfstandige zonder personeel)

* Vof (Vennootschap onder firma)

* Bv (Besloten vennootschap)

* Nv (Naamloze vennootschap)


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Natuurlijk persoon
  • zelf aansprakelijk
  • prive vermogen = zakelijk vermogen
  • netto winst = inkomen 
  • particulier verzekeren

Slide 7 - Slide

Rechtspersoon
  • juridische vorm aansprakelijk
  • (bij wanbestuur wel aansprakelijk)
  • inkomen uit salaris
  • vennootschapsbelasting
  • werknemersverzekering

Slide 8 - Slide

Kosten en kostensoort
Uitgaven: Rekening betalen , inkoop van voorraad 
Investering: Aankoop van de machine 

Kosten zijn pas kosten als je iets gebruikt om een product  te maken of te verkopen.

Slide 9 - Slide

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 10 - Quiz

4. Mo heeft een ondernemingsplan geschreven. Daar staat in wat hij gaat verkopen en wat hij denkt te gaan verdienen. Waarom heeft Mo dit nodig?
A
Om een winkel te mogen kopen van de gemeente.
B
Om geld te kunnen lenen bij de bank.
C
Om zich in te schrijven bij de Kamer van Koophandel.

Slide 11 - Quiz

De O van Swot Analyse betekend
A
Ondernemen
B
Omzet
C
Kansen
D
Ondernemingsplan

Slide 12 - Quiz

Je bent persoonlijk aansprakelijk bij een...
A
BV en VOF
B
Eenmanszaak en VOF
C
Eenmanszaak en BV
D
VOF en NV

Slide 13 - Quiz

welke kostensoort heeft een productieonderneming wel en een handelsonderneming niet
A
Afschrijvingskosten
B
arbeidskosten
C
belastingen en heffingen
D
kosten van grond - en hulpstoffen

Slide 14 - Quiz

De T in het woord SWOT betekend
A
Toestemming
B
Bedreigingen
C
Twijfel
D
Resultaat

Slide 15 - Quiz

In een ondernemingsplan staan
A
persoonsgegevens en bedrijfsgegevens
B
Swot-Analyse
C
rechtsvorm en marketing
D
bedrijfsdoelstelling

Slide 16 - Quiz

Hoofddoelstelling van een bedrijf is
A
Groei
B
Maatschappelijke doelstellingen
C
Winst
D
Blijven bestaan

Slide 17 - Quiz

De S in SWOT betekend
A
Samenwerking
B
Simpel
C
Stappenplan
D
Sterkes

Slide 18 - Quiz

Kosten zijn kosten als je
A
het uitgeeft
B
het investeert
C
als je iets gebruikt om een product te maken of te verkopen
D
het koopt

Slide 19 - Quiz