This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Wat is criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.
Slide 1 - Quiz
Een strafblad kan er voor zorgen dat je:
A
Bepaalde beroepen niet meer mag uitoefenen
B
Bepaalde opleidingen niet meer mag doen
C
Je geen VOG krijgt
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 2 - Quiz
voor een ..... krijg je een strafblad
A
misdrijf
B
overtreding
Slide 3 - Quiz
Welk van deze factoren is géén risicofactor voor crimineel gedrag?
A
Groepsdruk
B
Het hebben van een relatie.
C
Slechte opvoeding
D
Spijbelen
Slide 4 - Quiz
Om welke risicofactor gaat het? Joris moet van zijn beste vriend een pakketje drugs op een afgesproken plek bezorgen.
A
Psychologische of gedragsproblemen
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Een slechte opvoeding
D
Groepsdruk
Slide 5 - Quiz
Om welke risicofactor gaat het? De ouders van Pieter zijn gescheiden en naar Pieter wordt niet meer omgekeken. Hij kan doen en laten wat hij wil. Uit verveling heeft Pieter een handeltje in gestolen spullen.
A
Een slechte opvoeding
B
Drank en/of drugsgebruik
C
Psychologische of gedragsproblemen
D
Schooluitval
Slide 6 - Quiz
Advocaat
Rechter
OvJ
Verdachte
Getuige
Slide 7 - Drag question
Overtreding
Misdrijf
Slide 8 - Drag question
Welke risicofactor hoort bij de omschrijving?
Hieronder lees je een aantal omschrijvingen van risicofactoren. Hoe wordt dat genoemd?
Beschrijving
Risicofactor
Je bent zo in de war dat je niet meer weet waarom je een strafbaar feit hebt gepleegd.
Je gaat regelmatig niet naar school en hebt weinig te doen.
Je beste vriendin zegt dat je een sjaal mag stelen.
Je bent verslaafd aan alcohol en steelt een fles drank uit de supermarkt.
Je vader is snel boos op andere mensen. Als je uit gaat schop je regelmatig mensen in elkaar.
Psychische (gedrags)problemen
Schooluitval of spijbelen
Groepsdruk
Alcohol of drugs
Slechte opvoeding
Slide 9 - Drag question
Een verdachte
A
is altijd schuldig
B
heeft geen rechten
C
wordt altijd veroordeeld
D
is misschien schuldig
Slide 10 - Quiz
Wat is een verdachte?
A
Iemand die veel gedachten heeft
B
Iemand die misschien een delict heeft gepleegd
C
Iemand die verdacht wordt van goede daden
D
Iemand die verdacht wordt door zijn vrienden
Slide 11 - Quiz
Wie klaagt de verdachte aan?
A
de rechter
B
de verdachte
C
de advocaat
D
de officier van justitie
Slide 12 - Quiz
Als een verdachte voor de rechter moet komen, wordt de verdachte ...
A
Geseponeerd
B
Geschikt
C
Verdacht
D
Vervolgd
Slide 13 - Quiz
Wie bepaalt of een verdachte naar de rechter moet?
A
Bureau Halt.
B
De officier van justitie.
C
De rechter zelf.
D
De politieagent die de verdachte arresteert.
Slide 14 - Quiz
Deze persoon helpt de verdachte
A
Officier van justitie
B
Advocaat
C
Rechter
D
Verdachte
Slide 15 - Quiz
Als je meewerkt met Halt
A
schrijft Halt een proces-verbaal.
B
komt er geen rechtszaak.
C
blijf je altijd een verdachte.
D
krijg je als beloning een strafblad.
Slide 16 - Quiz
Voor wie is bureau Halt bedoeld?
A
Voor jongeren tussen de 16 en 18 die een strafbaar feit begaan
B
Voor jongeren tussen de 16 en 18 die niet luisteren naar hun ouders.
C
Voor jongeren tussen de 12 en 18 die een strafbaar feit begaan
D
Voor jongeren tussen de 14 en 20 die een strafbaar feit begaan
Slide 17 - Quiz
Wat is het voordeel van Bureau Halt?
A
Je ouders zijn niet betrokken bij het proces
B
Je krijgt geen strafblad
C
Je krijgt geen straf
D
Je kunt eindeloos bij Halt terecht komen als minderjarige
Slide 18 - Quiz
Wie zegt wat in een rechtszaak?
officier van justitie
verdachte
advocaat
rechter
getuige
Ik wil tot slot nog zeggen dat het mij spijt
Ik kan niet met zekerheid zeggen dat het de verdachte was
Ik acht het ten laste gelegde bewezen
Gezien de ernst van het misdrijf vind ik dat de verdachte een hoge straf verdient
Ik hoop dat de rechter rekening wil houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Slide 19 - Drag question
Politie
Officier van justitie
Maakt een proces-verbaal.
Daagt een verdachte voor de rechter.
Arresteert de verdachte.
Legt een waarschuwing of boete op.
Slide 20 - Drag question
Zet het verloop van een rechtszaak in de goede volgorde