Opdracht 23
23a Mensen gingen op een vaste plaats wonen in een dorp of stad bij elkaar.
23b Mensen kregen meer bezittingen, omdat ze op een vaste plek woonden. Daarnaast was de opbrengst van de landbouw hoger dan van jagen en verzamelen, dus hielden de mensen meer over. Daar konden ze mee handelen en voorwerpen krijgen die niet met materialen uit hun eigen omgeving te maken waren.
23c Veel mensen werden boer, maar een aantal mensen kon ander werk doen, zoals ambtenaar, priester, ambachtsman.
23d Die verschillen werden groter. In Egypte werd bijvoorbeeld de farao de baas, omdat hij de irrigatiewerkzaamheden leidde. Hij liet de mensen aan hem belasting betalen. Daarmee kon hij andere mensen voor zich laten werken.