[V5] De Industriële Revolutie

De Industriële 
Revolutie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De Industriële 
Revolutie

Slide 1 - Slide

Representativiteit bij geschiedenis betekent:
A
Dat iemand er goed verzorgd uitziet.
B
Dat je gerepresenteerd wordt in het parlement.
C
Dat een bron een voorbeeld is voor een groter geheel.
D
Dat een bron niet willekeurig is gekozen.

Slide 2 - Quiz

Representativiteit
Stel, je bent een abolitionist. Leg uit of je deze 
foto zou gebruiken bij een campagne om de slavernij 
af te schaffen.

Gebruik in je antwoord 'representativiteit'.

Slide 3 - Slide

Stel, je bent een abolitionist. Leg uit of je deze
foto zou gebruiken bij een campagne om de slavernij
af te schaffen.

Slide 4 - Open question

Doelen
Je kan aan het einde van de les:
- factoren noemen die bijdroegen aan de groei en verandering van de Britse economie vanaf 1750;
- een aantal economische en sociale gevolgen van de industriële revolutie noemen;
- uitleggen dat er op economisch gebied sprake was van modernisering.

Slide 5 - Slide

Casus
Casus bij 9.1:
Draden spinnen op waterkracht

Slide 6 - Slide

Industrialisatie
Vóór 1750:
Kleinschalige en handmatige productie in huis.

Ná 1750*:
Gemechaniseerde massaproductie.

* in Engeland. 
Andere landen volgden later!

Slide 7 - Slide

Lees blz. 231: 'Economische groei'

Geef (in het kort) de drie factoren die bijdroegen aan de groei van de Engelse economie.

Slide 8 - Open question

Gevolgen
Economisch
Er komen fabrieken die grote aantallen producten maken die van een constante kwaliteit zijn (massaproductie).

Door de grote snelheid van productie verdwijnt de huisnijverheid.

Stoommachines worden in veel verschillende bedrijfstakken gebruikt -> zorgen er voor dat fabrieken overal kunnen staan!

Slide 9 - Slide

Gevolgen
Sociaal
De maatschappij veranderde in een klassensamenleving in plaats van een standensamenleving.

Industriëlen (fabriekseigenaren):
De rijke bourgeoisie die steeds rijker werd, vaak in conflict met de klassieke elite (adel).

Middenklasse
Door goedkopere producten nam de koopkracht voor veel mensen toe.

Slide 10 - Slide

Gevolgen
Sociaal
Arbeiders
Door het wegvallen van de huisnijverheid trekken veel mensen naar de stad (urbanisatie) om daar in de fabriek te kunnen werken.

Hun werk- en leefomstandigheden waren vaak zeer slecht. 

Zowel mannen als vrouwen en kinderen moesten werken!

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Opdracht
Lees blz. 233-234.

Maak
 in je schrift:
  • Beschrijf in twee of drie zinnen wat het 'modern kapitalisme' is.
(dat is iets anders dan de definitie van het begrip geven)

  • Beschrijf in twee of drie zinnen wat het 'economische liberalisme' is.

Slide 13 - Slide

Opdracht:
Leg uit waarom er (op economische gebied) sprake was van 'modernisering'.

Gebruik in je antwoord 'modern kapitalisme' en 'economisch liberalisme'

Slide 14 - Open question