Werkwoorden en persoonsvorm

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord beschrijft wat er gebeurt of wat iets/iemand doet. Er staat altijd minimaal één werkwoord in een goede zin.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord beschrijft wat er gebeurt of wat iets/iemand doet. Er staat altijd minimaal één werkwoord in een goede zin.

Slide 1 - Slide

Verschillende vormen
Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.
Ik
Jij 
Hij/zij/het
Wij 
Jullie
Zij
Een werkwoord kan je vervoegen.
Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.
Ik
Jij
Hij/zij/het
Wij
Jullie
Zij

Slide 2 - Slide

Verschillende vormen
Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.
Ik
Jij 
Hij/zij/het
Wij 
Jullie
Zij
Een werkwoord kan je vervoegen.
Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken. Bij de meeste werkwoorden gaat dat op dezelfde manier.
Ik 
Jij +t
Hij/zij/het +t
Wij de wij-vorm noemen we het hele werkwoord
Jullie
Zij

Slide 3 - Slide

Verschillende vormen
Een werkwoord kan je vervoegen. Dat betekent dat je er verschillende vormen van kunt maken.
Ik
Jij 
Hij/zij/het
Wij 
Jullie
Zij
Twee voorbeelden:

Ik werk                        Ik train
Jij werkt                     Jij traint
Hij/zij/het werkt       Hij/zij/het traint
Wij werken                Wij trainen
Jullie werken            Jullie trainen
Zij werken                 Zij trainen

Slide 4 - Slide


Is het onderstreepte woord een werkwoord?
Ik ga met de bus naar de stad.
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz


Is het onderstreepte woord het hele werkwoord?
Hij loopt over de weg naar huis.

A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz


Is het onderstreepte woord het hele werkwoord?
Wij kijken onze ogen uit in de Apple store.

A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz


Is het onderstreepte werkwoord goed gespeld?
Ik traint vandaag extra hard.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Wat is een onderwerp?
Een onderwerp is de persoon/het dier/het ding waar het werkwoord op van toepassing is.
Dus: wie of wat doet iets?

Slide 9 - Slide

In de volgende voorbeelden is het onderwerp onderstreept:

Onze docent vertelt ons over werkwoorden.
Wij vinden dat heel prettig.
Werkwoorden zijn namelijk interessant.
Thuis ga ik het aan mijn broertje vertellen.

Slide 10 - Slide


Is het onderstreepte woord het onderwerp?

De appel is uit mijn tas gevallen.

A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz


Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
Mijn oma spreekt heel goed Nederlands.
A
Mijn oma
B
spreekt

Slide 12 - Quiz

Wat is een persoonsvorm?
Een persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die bij het onderwerp hoort. 
Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken.

Slide 13 - Slide

In de volgende voorbeelden is de persoonsvorm onderstreept:

Onze docent vertelt ons over werkwoorden.
Wij vinden dat heel prettig.
Werkwoorden zijn namelijk interessant.
Thuis ga ik het aan mijn broertje vertellen.

Slide 14 - Slide


Is de persoonsvorm in de onderstaande zin onderstreept?
Hij weet niets van wilde dieren.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz


Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin?
Wilde dieren eten graag andere dieren.
A
wilde dieren
B
eten
C
andere dieren
D
graag

Slide 16 - Quiz


Welk woord is de persoonsvorm in de onderstaande zin?
Zonder pen kan ik niet schrijven.
A
pen
B
kan
C
ik
D
schrijven

Slide 17 - Quiz