les 3 bbl

Les 3: Pijn...
De studenten kunnen de namen en de werking van veel gebruikte medicatie in de palliatieve zorg opnoemen zoals opioïden (morfine), anti-emetica en anxiolytica.
De studenten leggen de criteria uit voor het kiezen van bepaalde medicaties voor specifieke symptomen.
De studenten passen de pijnladder toe in een casus.
De studenten kunnen een behandelplan opstellen voor een patiënt met pijn, misselijkheid en benauwdheid, inclusief het gebruik van een morfinepomp
De studenten vertellen de indicaties en contra-indicaties van morfine en andere pijnstillers.
De studenten hebben kennis van de bijwerkingen van de medicatie bij de palliatieve patiënt.
De student kan in eigen woorden de definitie van pijn, de verschillende vormen van pijn, de relatie tussen pijn en dementie, en de meetinstrumenten voor pijn bij dementie uitleggen.








1 / 28
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Les 3: Pijn...
De studenten kunnen de namen en de werking van veel gebruikte medicatie in de palliatieve zorg opnoemen zoals opioïden (morfine), anti-emetica en anxiolytica.
De studenten leggen de criteria uit voor het kiezen van bepaalde medicaties voor specifieke symptomen.
De studenten passen de pijnladder toe in een casus.
De studenten kunnen een behandelplan opstellen voor een patiënt met pijn, misselijkheid en benauwdheid, inclusief het gebruik van een morfinepomp
De studenten vertellen de indicaties en contra-indicaties van morfine en andere pijnstillers.
De studenten hebben kennis van de bijwerkingen van de medicatie bij de palliatieve patiënt.
De student kan in eigen woorden de definitie van pijn, de verschillende vormen van pijn, de relatie tussen pijn en dementie, en de meetinstrumenten voor pijn bij dementie uitleggen.








Slide 1 - Slide

Pijn is.....
  • Wat de cliënt zegt wat het is
  • Wanneer de cliënt zegt dat het is 
  • Een onplezierige sensorische en emotionele ervaring
  • Een waarschuwing 

Slide 2 - Slide

Definitie

Mc Cafferey:
‘Pijn is datgene wat een persoon die het ervaart zegt dat het is en is aanwezig wanneer hij zegt dat het aanwezig is.’

Slide 3 - Slide

Soorten pijn


  • Acute pijn = pijn die plotseling optreedt
  • Chronische pijn  = pijn die langer dan 3 - 6 maanden blijft
  • --------------------------------------------------------------------------------------------------------
  • Nociceptieve pijn = pijn door weefselbeschadiging

  • Neurologische pijn = pijn bij beschadigingen of een gestoorde functie van het zenuwstelsel

  • Viscerale pijn is pijn die ontstaat door activatie van een pijnreceptor die verbonden is met een orgaan in de borst-, buik-, of bekkenholte.


Slide 4 - Slide

Nociceptieve pijn
 is pijn die ontstaat door activatie van pijnreceptoren, de zogenaamde nociceptoren, die gelegen zijn in de huid, spieren, gewrichten en inwendige organen. 
 

Nociceptieve pijn wordt vaak omschreven als een doffe, pijnlijke of scherpe pijn die gelokaliseerd is op de plaats van de beschadiging of ontsteking. 


Slide 5 - Slide

Dit type pijn is meestal het gevolg van een beschadiging van weefsel, bijvoorbeeld door een verwonding, ontsteking, botbreuk of overbelasting.

Slide 6 - Slide

Neurologische pijn verwijst naar pijn die wordt veroorzaakt door schade of disfunctie van het zenuwstelsel, inclusief de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen. 
Deze pijn kan variëren van mild tot ernstig en kan worden ervaren als een brandend, prikkelend, stekend, schietend of kloppend gevoel. 

Neurologische pijn kan ook gepaard gaan met gevoelloosheid, tintelingen, zwakte en andere sensorische symptomen.

Slide 7 - Slide

Voorbeelden van aandoeningen die neurologische pijn kunnen veroorzaken zijn onder meer:

Hernia 
Neuropathie, zoals diabetische neuropathie
Multiple sclerose
Hersenletsel
Beroerte
aangezichtspijn
Hersentumor

Slide 8 - Slide

Viscerale pijn
 verwijst naar pijn die afkomstig is van de inwendige organen van het lichaam, zoals de maag, darmen, lever, nieren en galblaas. 
Deze pijn wordt veroorzaakt door beschadiging of ontsteking van de organen of door veranderingen in de normale functie ervan.
 

Vaak wordt viscerale pijn omschreven als een diepe, doffe pijn die moeilijk te lokaliseren is en soms gepaard gaat met misselijkheid, braken en andere symptomen.

Slide 9 - Slide

Voorbeelden van aandoeningen die viscerale pijn kunnen veroorzaken zijn onder meer:

Maagzweer
Gastro-oesofageale refluxziekte 
Prikkelbare darmsyndroom (PDS)
Diverticulitis
Blaasontsteking
Nierstenen
Leverziekte

Slide 10 - Slide

Oorzaken
  • Beschadiging van het                            lichaam
  • Infectie
  • Tumorgroei
  • Beknelling
  • Overbelasting
  • Vermoeidheid
  • Spanning en stress

Slide 11 - Slide

Pijngedrag
  • Pijngedrag is cultuur gebonden
  • Mannen en vrouwen gaan anders om met pijn
  • Pijn beïnvloedt ook de omgeving van degenen die lijdt
  • Pijn kan naast een lichamelijke of psychische context ook een cultuurgebonden iets zijn

Slide 12 - Slide

Wat doet pijn met iemand?

Slide 13 - Slide

Doorbraakpijn

Er zijn 3 soorten doorbraakpijn:

* Doorbraakpijn die optreedt zonder aanwijsbare reden of oorzaak (spontane doorbraakpijn). Spontane doorbraakpijn is nooit te voorspellen. Hierdoor is het niet mogelijk dit type doorbraakpijn te voorkomen door extra pijnstillers te nemen.

* Doorbraakpijn die optreedt bij bepaalde bewegingen, houdingen of activiteiten. Bijvoorbeeld door lopen, draaien in bed, zuchten, hoesten, slikken en naar de wc gaan. Of door lichamelijke verzorging en wondverzorging. 
Als deze doorbraakpijn voorspelbaar is, is de pijn te voorkomen door extra pijnstillers te nemen.

* Een mengvorm van de 2 soorten hierboven.

Behandeling: escape medicatie.  (zonodig medicatie)


Slide 14 - Slide

Pijn monitoren

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Pijn bestrijding:
welke manieren?
  • Medicatie enteraal: via maag/darm stelsel (tablet, drank, zetpil)
  • Medicatie transdermaal: via de huid (pleisters)
  • Medicatie parenteraal: ander manier dan via het maag/darm                                                    stelsel (injectie's huid, infuus                                                                    aders, ruggeprik )

Slide 17 - Slide

Medicatie:

Slide 18 - Slide

WHO-pijnladder

Slide 19 - Slide

Stapsgewijze aanpak bij pijn
stap 1a: paracetamol;
stap 1b: NSAID;
stap 1c: paracetamol + NSAID;
stap 2: overstappen op of toevoegen van een zwakwerkend opioïd (bijv.                tramadol);
stap 3: overstappen op of toevoegen van een sterk werkend opioïd                        (morfine, fentanyl transdermaal)
stap 4: parenterale toediening van een opioïd (injectie, infuus, subcutaan              pomptransdermaal).

Slide 20 - Slide

Niet-medicamenteuze pijnbestrijding
  • Fysiotherapie
  • Chirurgie
  • TENS > blokkeert signaal aan ruggenmerg
  • Ruggenmergstimulatie
  • Alternatief
  • Cannabis
  • complementaire zorg

Slide 21 - Slide

Inzet Morfine
  • Morfine is een opiaat met een sterk pijnstillende werking
  • Morfine zorgt ervoor dat het signaal ‘pijn’ in de hersenen niet, of minder sterk, aankomt. Hierdoor wordt de pijn minder gevoeld.
  •  De dosering wordt verhoogd naarmate de pijn erger wordt. Morfine wordt ook (tijdelijk) ingezet bij pijn na operatie.

Slide 22 - Slide

Toedieningsvormen Morfine
intraveneus (IV):  begint meestal binnen enkele minuten te werken en bereikt zijn maximale effect binnen 20 tot 30 minuten.
Intramusculair (IM):  begint meestal binnen 30 minuten te werken en bereikt zijn maximale effect binnen 1 tot 2 uur.
Subcutaan (SC):  begint meestal binnen 15 tot 30 minuten te werken en bereikt zijn maximale effect binnen 2 tot 4 uur.
Oraal:  begint meestal binnen 30 tot 60 minuten te werken en bereikt zijn maximale effect binnen 1 tot 2 uur.
Rectaal: begint meestal binnen 15 tot 30 minuten te werken en bereikt zijn maximale effect binnen 1 tot 2 uur.

Slide 23 - Slide

palliaweb

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Opdracht pijn

Slide 27 - Slide

Evaluatie
Evaluatie

Slide 28 - Slide