H8 Betekenis en interpretatie

H8 Betekenis en interpretatie
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

H8 Betekenis en interpretatie

Slide 1 - Slide

hermeneutiek
Hermeneutiek verwijs in algemene zin naar de systematische reflectie over alle met de tekstinterpretatie samenhangende problemen. 
Er zijn 2 hermeneutieke richtingen.

Slide 2 - Slide

traditionele hermeneutiek
Traditionele hermeneutiek pleit voor een historische reconstructie van literaire betekenissen. 

Slide 3 - Slide

dialogische hermeneutiek
(Hans-Georg Gadamer) Dat gaat uit van de veronderstelling dat betekenissen van literaire teksten niet vaststaan, maar steeds slechts voorlopig tot stand komen in een dialoog tussen tekst en lezer. 

Slide 4 - Slide

traditionele hermeneutiek
Ze zoeken dus naar de oorsprong. 
(Hirsch) Het idee van een vaste betekeniskern. 
De interpreet moet hier de oorspronkelijke - enig mogelijke  - betekenis van literaire teksten achterhalen. Betekenis is een eenduidig gegeven dat je kunt herleiden. 

Slide 5 - Slide

Traditionele hermeneutiek
Men wil dan ook zoveel mogelijk vasthouden aan de auteursintentie als het anker van de betekenis van een tekst. 
Je zoekt naar de OORSPRONG

Slide 6 - Slide

Traditionele hermeneutiek
Hirsch onderscheid de betekeniskern en de verschillende duidingen van een tekst. De betekeniskern vormt de oorspronkelijke, enige mogelijke en onveranderlijke betekenis van een tekst, zoals die kan worden herleid tot de intenties van de auteur. De duiding van een tekst verwijst naar de betekenissen zoals die door interpreten door de tijd heen en vanuit verschillende perspectieven aan een literaire tekst worden toegekend. Het gaat hier dus om individuele betekenistoekenning waarbij lezers een tekst aan hun eigen beleving en levenscontext relateren. 

Slide 7 - Slide

Traditionele hermeneutiek
Dus (Hisch) een tekst heeft één betekenis, maar kan daarnaast verschillende duidingen hebben. 

Slide 8 - Slide

gedachtenhorizon
Begrip in de 20e eeuw Schleiermacher: 
geijkt om de belevingswereld van auteurs wetenschappelijk te doorgronden: het geheel van bewuste en onbewuste motivaties, gedachten en ideeën van een auteur die mede bepaald zijn door de sociaal-culturele en historische context

Slide 9 - Slide

gedachtenhorizon
Hoe zag de wereld er voor een auteur uit en hoe kan deze wereld worden binnengedrongen om de tekst beter te begrijpen. 
M.n. relevant voor historische teksten
- ook al waren auteur en lezer uit elkaar gegroeid (tijd), kon niet meer door de bril van de auteur naar de tekst gekeken worden. 

Slide 10 - Slide

gedachtenhorizon
- een lezer uit 1814 zou een roman uit 1730 heel anders op kunnen vatten dan een lezer uit 1730.
- wat een auteur uit de tijd vanzelfsprekend vond, kan eigenaardig zijn voor lezers uit latere periode. 
En dit is precies waar de traditionele hermeneutiek bang voor is: latere lezers zouden zo'n tekst kunnen misvatten, omdat zij niet meer dezelfde gedachtehorizon als de auteur hebben. 
- een tekst uit de moderne tijd kun je goed contextualiseren door persoonlijke documenten vd auteur

Slide 11 - Slide

denotatie en connotatie
Teksten en betekenis: een semiotisch perspectief
Saussures en Barthes dat tekens op niveaus functioneren in het proces van betekenisgeving: het niveau van de denotatie en het niveau van de connotatie

Slide 12 - Slide

denotatie en connotatie
denotatie: een betekenisgeving op letterlijk, normatief  niveau. Ook de verwijzing naar de dingen zoals ze zich voordoen bedoeld
connotatie: de verborgen, secundaire, sociaal-culturele associaties van een woord, object of beeld. Heeft betrekking op verwijzingen naar de (verborgen) waarde of betekenis die verbonden is aan de dingen zoals ze zich voordoen (als als cultureel symbool van verschoning of puurheid)

Slide 13 - Slide

deconstructie
De interpretatieve praktijk die indirect gebaseerd is op de taalfilosofie van Saussure en direct op de filosofie van Derrida wordt aangeduid met 'deconstructie': een tegendraadse vorm van lezen die mythe van een betekeniskern verwerpt, de mogelijkheid van een eindreferent buiten de tekst ondergraaft en nagaat hoe de toevallige en marginale aspecten van een tekst de schijnbare boodschap ondermijnen.

Slide 14 - Slide