5. Je bent blij dat je volgende week met een vriendin naar het theater gaat.
6. Je moet nu stoppen want over een uur moet je werken. Je hebt een bijbaan in een supermarkt en daar kun je echt niet te laat komen.
7. Vraag of je vriend/vriendin al weet wat hij/zij gaat studeren naar zijn/haar examen.
8. Jij hebt al twee open dagen bezocht en weet nu al dat je naar het hbo in Breda gaat.
9. Sluit op een passende manier af.