This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is volgens de Arbowet een verplichting van de werkgever?
A
Goede inrichting van je werkplek
B
Apparaten zijn op een veilige manier te gebruiken
C
Dat zij voorzichtig om gaan met gevaarlijke stoffen
D
Dat instructies van de werkgever worden opgevolgd
Slide 3 - Quiz
Welke weg leggen goederen af naar de klant?
A
Detailhandel > fabriek > groothandel > klant
B
Fabriek > detailhandel > groothandel > klant
C
Fabriek > groothandel > detailhandel > klant
D
Groothandel > detailhandel > fabriek > klant
Slide 4 - Quiz
Wat doet een BHV er?
A
Iemand die klachten van klanten afhandelt
B
Iemand die opgeleid is om te handelen in nood en mensen in veiligheid kan brengen
C
Iemand die een heftruck mag bedienen en goederen mag vervoeren
D
Iemand die met
Slide 5 - Quiz
Juist of onjuist? 1. Je mag zelf bepalen of je beschermingsmiddelen draagt. 2. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn er om je te beschermen tegen gezondheidsproblemen
A
1 JUIST
2 ONJUIST
B
1 JUIST
2 JUIST
C
1 ONJUIST
2 JUIST
D
1 ONJUIST
2 ONJUIST
Slide 6 - Quiz
Een medewerker van een supermarkt helpt bij het uitladen van pallets van een vrachtwagen. Welk beschermingsmiddel moet hij gebruiken?
A
Helm
B
Werkschoenen
C
Mondkapje
D
Gehoorbeschermers
Slide 7 - Quiz
Welke persoon heeft een ergonomische houding?
A
Foto A
B
Foto B
C
Foto C
Slide 8 - Quiz
Voorbeeld: Jessie werkt in een winkel. Het raam en de deur staan open. Daardoor heeft hij een stijve nek gekregen. Waardoor komt dit?
A
Geluid
B
Licht
C
Luchtstroom
D
Temperatuur
Slide 9 - Quiz
Wat kun je het beste doen als je veel werkdruk ervaart?
A
Om hulp vragen bij je leidinggevende
B
Een klacht indienen bij de gemeente
C
Je ziek melden voordat je een
burn-out krijgt
D
Niet naar je werk komen, om uit te rusten
Slide 10 - Quiz
Wat voor soort bord is dit?
A
Reddingsbord
B
Waarschuwingsbord
C
Verbodsbord
D
Gebodsbord
Slide 11 - Quiz
Wat betekent deze afbeelding?
A
Klanten helpen in de winkel
B
Het controleren van de voorraad
C
Het presenteren van de dagaanbiedingen
D
Het zorgen voor een verzorgde uitstraling
Slide 12 - Quiz
Assistent Verkoop. Combineer het begrip met de omschrijving
Retail
Diensten
Goederen
Groothandel
Detailhandel
Producten die je kunt aanraken
Producten die je niet kunt aanraken
Bedrijf wat in kleine hoeveelheden verkoopt
Bedrijf wat in grote hoeveelheden aan winkels verkoopt
Dedrijven die goederen en diensten aan consumenten leveren
Slide 13 - Drag question
Guus werkt in een bedrijf waar grondstoffen tot goederen worden verwerkt. Bij welk soort bedrijf werkt Guus?
A
Distributiecentrum
B
Groothandel
C
Transportbedrijf
D
Productiebedrijf
Slide 14 - Quiz
"Vanuit deze locatie worden goederen ontvangen verdeeld en vervoerd" Over welk soort bedrijf hebben we het?
A
Distributiecentrum
B
Groothandel
C
Transportbedrijf
D
Productiebedrijf
Slide 15 - Quiz
"Dit bedrijf zorgt voor het vervoer van goederen" Over welk soort bedrijf hebben we het?
A
Distributiecentrum
B
Groothandel
C
Transportbedrijf
D
Productiebedrijf
Slide 16 - Quiz
Hieronder staan 4 omschrijvingen van personen in het proces logistiek en verkoop. Wie is de CONSUMENT?
A
Dit is de persoon die de grondstoffen produceert
B
Dit is de persoon die goederen koopt en gebruikt
C
Dit is de persoon die de goederen transporteert
D
Dit is de persoon die handelt in goederen
Slide 17 - Quiz
Aan wie levert de groothandel?
A
Detailhandel
B
Consument
C
Producent
D
Fabrikant
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Open question
"Ik verplaats goederen naar de juiste magazijnlocatie"