This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Cursus 4.2 Hoe ontstond de industrie
Slide 1 - Slide
Cursus 4.1 Elk doet zijn werk
alle mensen die werken of op
zoek zijn naar werk.
groep beroepen: landbouwsector,
industriesector en dienstensector
groep landbouw-, mijnbouw- en visserijberoepen waarbij producten uit de natuur worden gehaald (agrarische sector)
groep van industrieberoepen en ambachten waarbij producten worden gemaakt.
als machines en computers het
werk van mensen overnemen
alle banen samen
doel is om winst te maken
beroepsbevolking
beroepssectoren
landbouwsector (primaire sector)
industriesector (secundaire sector)
automatisering
werkgelegenheid
commercieel
Slide 2 - Drag question
Slide 3 - Video
het thuis maken van goederen
door ambachtslieden of boeren.
iets wat energie geeft, bijvoorbeeld aardolie, steenkool, zon, wind en water.
apparaat dat wordt aangedreven
door hete damp van kokend water.
iemand die werkt voor een baas.
persoon of bedrijf met een of meer
personen in dienst (baas).
plaats waar producten worden
verkocht.
strijd om zo veel mogelijk producten te verkopen en klanten te winnen
grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gaan werken; dit begon rond 1800 in Groot-Brittannië.
huisnijverheid
energiebronnen
werkgevers
stoommachine
Werknemers
afzetmarkten
concurrentie
industriële revolutie
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Aardolie, steenkool, zon, wind en water zijn voorbeelden van....
A
energiebronnen
B
fabrieken
C
automatisering
D
huisnijverheid
Slide 7 - Quiz
De plaats waar producten worden verkocht is de....
A
goederenmarkt
B
huisnijverheid
C
commerciële sector
D
afzetmarkt
Slide 8 - Quiz
Iemand die werkt voor een baas is een.....
A
agrariër
B
werknemer
C
dienstverlener
D
werkgever
Slide 9 - Quiz
De strijd om zoveel mogelijk producten te verkopen en klanten te winnen noem je.....
A
automatisering
B
concurrentie
C
industrie
D
energie
Slide 10 - Quiz
De grote verandering waarbij veel mensen in fabrieken gaan werken noem je......
A
industriesector
B
industriële revolutie
C
agrarische sector
D
industrie
Slide 11 - Quiz
Het thuis maken van goederen bestemd voor de verkoop door ambachtslieden of boeren is.....
A
industrie
B
concurrentie
C
fabrieksproductie
D
huisnijverheid
Slide 12 - Quiz
Een persoon of bedrijf met één of meer personen in dienst (baas) is een.....
A
werknemer
B
fabriek
C
industrie
D
werkgever
Slide 13 - Quiz
In de huisnijverheid gebruiken mensen de ..... van hun spierkracht om het weefgetouw en het spinnewiel in beweging te brengen. Welk woord ontbreekt hier?
A
energie
B
kracht
C
arbeid
D
werkgever
Slide 14 - Quiz
Veel boeren deden in de winter thuiswerk om wat extra te verdienen. Dit heet.....
A
concurrentie
B
industrie
C
Industriële recolutie
D
Huisnijverheid
Slide 15 - Quiz
Voor het aanvoeren van grondstoffen en het afvoeren van producten werden stoomschepen en treinen gebruikt. Waarheen werden de eindproducten vervoerd?
A
industriesectoren
B
werkgevers
C
afzetmarkten
D
werknemers
Slide 16 - Quiz
Veel mensen werden arbeider in fabrieken, veel mensen ging van het platteland naar de stad. Dit hoort bij de.....
A
Industriële revolutie
B
Automatisering
C
Industriesector
D
Huisnijverheid
Slide 17 - Quiz
De arbeiders in de huisnijverheid konden niet op tegen de fabrieken. Ze kregen steeds minder klanten. Ze verloren de.....
A
Concurrentieslag
B
industriesector
C
industriële revolutie
D
Energiebron
Slide 18 - Quiz
Watermolens gebruiken stromend water, molenaars en zeilers, gebruiken de wind. Water en wind zijn....
A
Energiebronnen
B
Industriële revolutie
C
Werkgevers
D
Stoommachines
Slide 19 - Quiz
Mannen, vrouwen en kinderen die in fabrieken machines bedienen zijn....