Ch. 1 H xxx

Bienvenue dans la classe de Français!
Le programme d'aujourd'hui:
  • On va apprendre nouvelle grammaire
  • On va faire des exercices.
Le but de ce cours: Je kent het werkwoord 'avoir' en kunt het toepassen.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue dans la classe de Français!
Le programme d'aujourd'hui:
  • On va apprendre nouvelle grammaire
  • On va faire des exercices.
Le but de ce cours: Je kent het werkwoord 'avoir' en kunt het toepassen.

Slide 1 - Slide

Naar de les Frans neem je ALTIJD mee:

  • Ton livre (je boek) (attention: boek A!)
  • Ton cahier (je schrift) 
  • Un stylo bleu et rouge (een blauwe/rode pen)
  • Tes écouteurs (je oortjes) 

Slide 2 - Slide

Les règles de classe:
  • Jas, eten & gamen: Buiten de les!! 
  • We zorgen goed voor het lokaal en de spullen die erin staan.
  • We praten vriendelijk met/tegen elkaar.
  • We luisteren naar elkaar en wanneer ik jullie aandacht wil, zijn jullie stil.
  • Wanneer je iets wilt vragen/zeggen -> vinger omhoog. 
  • Let op het stoplicht!! ->

Slide 3 - Slide

Repetitie
Repetitie van heel ch. 1 = le 6 octobre!!
Apprendres A, B, C, D, E, F, G, H. (pages 52-55)
Inhoud: Luisteren, lezen, woordjes, grammatica, zelf een stukje schrijven (jezelf voorstellen)



Slide 4 - Slide

Les devoirs
Apprendre (leren): de persoonlijke voornaamwoorden. 

Slide 5 - Slide

Test formatif
écris dans ton cahier:
  1. il                                    7. ils
  2. je/j'                               8. elle                             
  3. nous                             9. on
  4. elles                             
  5. vous
  6. tu 

Slide 6 - Slide

H: grammaire
Quoi (wat): fais ex. 30a, b
Comment (hoe): seul (alleen)
Aide (hulp): Apprendre H (page 55)
Temps (tijd): 2 minutes

Slide 7 - Slide

Het werkwoord 'avoir'=hebben
écris dans ton cahier:
ik heb =   j'ai                                         jullie hebben/u heeft = vous avez
jij hebt = tu as                                  zij (mann.) hebben = ils ont          hij heeft = il a                                   zij (vrouw.) hebben = elles ont
zij heeft = elle a
wij hebben (men heeft) = on a
wij hebben = nous avons

Slide 8 - Slide

H: grammaire
Namen bijv.
Emma heeft
Maurice heeft
Emma en Marie hebben
Maurice en Marc hebben

Slide 9 - Slide

H: grammaire
Quoi (wat): fais ex. 31c, d, e.
Comment (hoe): seul (alleen)
Aide (hulp): Apprendre G (page 55)
Temps (tijd): 15 minutes
Prêt (klaar): fais ex. 31f, 32

Slide 10 - Slide

Fin du cours
Le but de ce cours... 

À la prochaine fois!!

Slide 11 - Slide

le dos
la gorge
le ventre
la jambe
la main
le pied
la tête
le bras
accro
mauvais(e)
de rug
de keel
de voet
de hand
het been
het hoofd
de buik
de arm
verslaafd
slecht

Slide 12 - Drag question