Chapitre 3 Sympa le collège E F

Chapitre 3

Partie 1: Mon collège
E (regarder) +F (lire)
Ex. 20,21,22, 23,24 p.118-121
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Chapitre 3

Partie 1: Mon collège
E (regarder) +F (lire)
Ex. 20,21,22, 23,24 p.118-121

Slide 1 - Slide

On commence la leçon de français.
Ga naar Lessonup.app
Voer de zescijferige code (onderaan links op scherm) in.
Neem je werkboek voor je.
Houd een pen en je agenda bij de hand.

                                                         camera's aan svp!

Slide 2 - Slide

Le programme aujourd'hui
1- Je kunt de belangrijkste informatie uit een film begrijpen.
2- Je kent de woorden die met schoolvakken en cijfers te maken hebben. 
3- Je kunt een interview over een internaat begrijpen.

Maar eerst even een test over je geleerde woorden en grammatica!

Slide 3 - Slide

Quelle heure est-il?
A
il est neuf heures et demie
B
il est sept heures et demie
C
il est huit heures et demie

Slide 4 - Quiz

Beantwoord met een hele zin
in het Frans:
Quelle heure est-il?

Slide 5 - Open question

Zet in de juiste vorm
Nous (être) en cinquième.
A
es
B
sommes
C
est
D
suis

Slide 6 - Quiz

Annemarie (être) à la maison
A
suis
B
est
C
es
D
êtes

Slide 7 - Quiz

Elles (être) au restaurant
A
êtes
B
sont
C
sommes
D
est

Slide 8 - Quiz

Mes grands-parents (être) dans le bus
A
sont
B
es
C
est
D
sommes

Slide 9 - Quiz

La récré, c'est à quelle heure?
A
c'est à midi
B
il est midi

Slide 10 - Quiz

Marc et moi (être) au supermarché
A
sont
B
sommes
C
es
D
êtes

Slide 11 - Quiz

Martine et moi (être) à la cantine
A
est
B
suis
C
sont
D
sommes

Slide 12 - Quiz

De ontkenning van de zin:
"J'aime la glace "
est
A
je ne aime pas la glace
B
je n'aime pas la glace
C
je ne pas aime la glace
D
j'aime ne pas la glace

Slide 13 - Quiz

Maak de zin ontkennend:
On regarde Arsène Lupin sur Netflix

Slide 14 - Open question

Programme 
Ouvre ton livre p. 118
On regarde un film. 
On fait EX.20a,b,c,d. dans le livre!

https://player.vimeo.com/video/317257666



Slide 15 - Slide

on corrige Ex.20a,b,c,d p.118
Exercice 20a  Réponse type: 1 Hun rooster/De laatste les.   2 Een schilderij van Picasso.  3 Iets op internet te zoeken en haar vrienden te appen.

Exercice 20b    1 gestolen.  2 Réponse type: Ze is te weten gekomen dat het schilderij dat ze gevonden hebben gestolen is (uit een museum in 2010).

Exercice 20c   A, C, D F

Exercice 20d  
1 Réponse type: Arthur bedoelt dat ze het schilderij kunnen verkopen en veel geld ervoor kunnen krijgen. Manon denkt dat dat illegaal is.
2 Réponse type: Manon heeft gelijk, want je kunt niet zomaar een schilderij van een bekende schilder verkopen, zeker niet als het gestolen is.

Slide 16 - Slide

Je kunt een interview over een internaat begrijpen.
Ouvre le livre p.120
On fait EX.23
a. Complète avec tes notes (jouw cijfers). 

Het Franse cijfersysteem gaat van 0 tot 20. Een 7 in NL is in F een 14/20, oftewel een quatorze sur vingt. Een 5 is een 10/20 oftewel dix sur vingt, en dat is in Frankrijk een onvoldoende.

Slide 17 - Slide

on corrige Ex.23 

Exercice 23a                  Réponse type:

Matière      Note aux Pays-Bas      Note en France
français                     7,5                                    15
biologie                     6,0                                    12
anglais                       6,5                                    13
maths                         8,0                                    16


Slide 18 - Slide

On lit le texte
p.121
On fait:
1-EX.24a p.120
2-EX.24b p.122
3-Ex.24c p.122
puis,
on corrige.

Slide 19 - Slide

comment?
quand?
qui?
pourquoi?
que/ qu'est-ceque?
hoe?
wanneer?
wie?
waarom?
wat?

Slide 20 - Drag question

On corrige Ex.24a p.120
Exercice 24a
Q1 : Salut Ivan, tu peux te présenter?|
Q2 : Tu aimes ton collège?
Q3 : Pourquoi es-tu en internat?
Q4 : C’est comment à l’internat?
Q5 : Comment sont tes journées?

Slide 21 - Slide

On corrige Ex.24b,c p.122
Exercice 24b  1 faux: il est en cinquième.  2 faux: L'internat? C'est super. 3 faux: J'ai souvent de bonnes notes. 4 vrai: mes grands-parents habitent à 2h de route/oncle et tante en France. 5 faux:hij heeft alleen maar een zusje. 6 vrai: je fais mes devoirs, il y a un surveillant. 7 vrai: (laatste alinea)
Exercice 24c
  
Réponse type: 
08h30-17h00: de lessen / 17h30-18h30: Huiswerk / 18h45-20h15: avondeten  / 20h15-21h30: Sport, TV met vrienden. /21h30: naar bed.

Slide 22 - Slide

Les devoirs / het huiswerk
vendredi 19 février (2de u)
Apprends (leer) 
1-  les phrases-clés EX 13c p.110. = C p.132
2- vocabulaire F p.131 en A, B p. 130 herhalen.

Fais (maak)
Ex. 25, 26a,d p. 123.

Slide 23 - Slide

Sophie est en 5e au Lycée Saint Michel.
Regarde le relevé de notes de Sophie.
1- Hoeveel schoolvakken heeft Sophie? 
Noem ze in het Nederlands. 
2- Wat betekent 'moyenne' volgens jou? 
Kijk naar de laatste kolom 'moyenne': 
3- In welke vak haalt Sophie het hoogste cijfer?
3- In welke vak heeft zij het laagste cijfer?
4-Zet haar Franse (gemiddeld) cijfer voor
Kunst in een Nederlandse cijfer om. Wat
is dat? Is het een goede cijfer? 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide