§ 4.1 Waarom mensen migreren
1 / 18
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
migratie
A
Verhuizen naar een andere stad.
B
Verhuizen naar een andere provincie.
C
Verhuizen naar een ander land.
D
Verhuizen naar een andere woonplaats.
Slide 4 - Quiz
gastarbeider
A
Iemand die permanent in een ander land gaat wonen om er te werken.
B
Iemand die (tijdelijk) in een andere stad gaat wonen om er te werken.
C
Iemand die (tijdelijk) in een ander land gaat wonen om er te werken.
D
Iemand die (tijdelijk) in een ander land gaat wonen.
Slide 5 - Quiz
discriminatie
A
Het achterstellen van mensen, omdat ze bijvoorbeeld een andere godsdienst, huidskleur of gewoonten hebben.
B
Het voortrekken van mensen, omdat ze bijvoorbeeld een andere godsdienst, huidskleur of gewoonten hebben.
C
Het achterstellen van mensen, omdat ze bijvoorbeeld een ander huis of auto hebben.
D
Het achterstellen van mensen, omdat ze bijvoorbeeld van een ras zijn.
Slide 6 - Quiz
Wat is een kennismigrant?
timer
0:30
Slide 7 - Open question
Wat is een asielzoeker?
A
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in zijn/haar land om er te mogen blijven wonen.
B
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen blijven wonen.
C
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen werken.
D
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen blijven wonen en werken.
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Wat betekent EU?
timer
0:20
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Waarop zouden mensen gediscrimineerd kunnen worden?
timer
0:30
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Wat zouden de laagopgeleide arbeidsmigranten voor werk moeten gaan doen in de EU?
timer
0:30
