Er - sie - es uitleg + oefenen

Er - sie - es
Wat betekenen deze woorden en hoe werkt het?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare school

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Er - sie - es
Wat betekenen deze woorden en hoe werkt het?

Slide 1 - Slide

Wat betekent het woord 'er'?
A
er
B
hij
C
zij
D
het

Slide 2 - Quiz

Wat betekent het woord 'sie'?
A
er
B
hij
C
zij
D
het

Slide 3 - Quiz

Wat betekent het woord 'es'?
A
het
B
zij
C
hij
D
er

Slide 4 - Quiz

Er - sie - es uitleg
Er = hij (mannelijk)=> Der Mann geht nach Hause > Er geht nach Hause

Sie = zij (vrouwlijke en meervoud) = > Die Mutter backt eine Torte > Sie backt eine Torte

Es = het (onzijdig of 'het')=> Es wird regnen = het gaat regenen


Slide 5 - Slide

Der Hund Bellt.
(er/sie/es) ... bellt

Slide 6 - Open question

Die Katze spielt
(er/sie/es) ... spielt

Slide 7 - Open question

Das Meerschweinchen frisst
(er/sie/es) ... frisst

Slide 8 - Open question

Der Hund wohnt im Haus
(er/sie/es) ... wohnt im Haus

Slide 9 - Open question

Jan un Lisa backen eine Torte
(er/sie/es) ... backen eine Torte

Slide 10 - Open question

Mein Chef ist böse
(er/sie/es) ... ist böse

Slide 11 - Open question


(er/sie/es) ... wird regnen

Slide 12 - Open question