Electriciteit - 4.1 Een stroomkring maken

Hoofdstuk 4 - Elektriciteit
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4 - Elektriciteit

Slide 1 - Slide

Elektriciteit om ons heen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen




Ik kan de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen en uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
Ik kan het verschil tussen geleiders en isolatoren uitleggen
Ik kan voorbeelden van spanningsbronnen noemen
Ik kan vertellen hoe je stroomsterkte en spanning kunt meten
Ik kan uitleggen wat een transformator doet.




Slide 3 - Slide

De gesloten stroomkring
Een gesloten stroomkring

Slide 4 - Slide

wat gebeurt er als we de stroomkring onderbreken?
A
Eén lampje gaat uit
B
Er gebeurt niets
C
Beide lampjes blijven aan
D
Beide lampjes gaan uit

Slide 5 - Quiz

Lading
Stroom
Dus stroom is de bewegende lading (elektronen) in een gesloten stroomkring
https://phet.colorado.edu/sims/html/circuit-construction-kit-dc/latest/circuit-construction-kit-dc_nl.html 

Slide 6 - Slide

Een geleider is...
A
een stof die elektriciteit niet doorlaat
B
een stof die elektriciteit doorlaat
C
een stof die elektriciteit niet opwekt
D
een stof die elektriciteit opwekt

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN geleider?
A
Koper
B
IJzer
C
Aluminium
D
Kunstof

Slide 8 - Quiz

Een Isolator is...
A
een stof die elektriciteit niet doorlaat
B
een stof die elektriciteit doorlaat
C
een stof die elektriciteit niet opwekt
D
een stof die elektriciteit opwekt

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN isolator?
A
Lucht
B
Rubber
C
Aluminium
D
Kunststof

Slide 10 - Quiz

Isoleren en geleiden

Slide 11 - Slide

In de afbeelding zie je een schakelaar. Wanneer gaat de lamp branden?
A
In de situatie links
B
In de situatie rechts
C
In beide situaties
D
In geen van beide situaties

Slide 12 - Quiz

Schakelaar
Als dit een lichtschakelaar is, in welk geval gaat de lamp dan branden, en waarom?

Slide 13 - Slide

Als ik de schakelaar dicht
doe, dan ...
A
gaan allebei de lampjes aan
B
blijven de lampjes uit
C
gaat het onderste lampje aan
D
gaat het bovenste lampje aan

Slide 14 - Quiz

Schakelaar

Slide 15 - Slide

Wat meet je met een stroommeter?
A
Snelheid van het water
B
Snelheid van de lucht
C
Spanning
D
Stroomsterkte

Slide 16 - Quiz

De stroomsterkte meten
Met een stroommeter meten we de stroomsterkte (I) in Ampère (A)
De stroomsterkte is overal in de kring even groot! Het maakt dus niet uit waar je meet.

Slide 17 - Slide

De stroommeter aflezen

Slide 18 - Slide

Opdrachten maken
Paragraaf 4.1: opdrachten tot plus


Slide 19 - Slide

Leerdoelen
Nu kunnen jullie:
- Uitleggen wat een stroomkring is en hoe het werkt
- Het verschil tussen geleiders en isolatoren uitleggen
- Uitleggen hoe we stroomsterkte meten



Slide 20 - Slide

Als een stroomkring niet is gesloten dan...
A
is er wel lading maar geen stroom
B
is er wel stroom maar geen lading

Slide 21 - Quiz

Een stof waar elektrische stroom gemakkelijk doorheen loopt noemen we een:
A
Isolator
B
Geleider
C
Schakelaar

Slide 22 - Quiz

De buitenkant van een snoer is van plastic, want plastic is een
De buitenkant van een snoer is van plastic. Plastic is een ...
A
isolerende stof
B
geleidende stof

Slide 23 - Quiz

Wat is het symbool voor stroomsterkte?
A
S
B
U
C
I
D
F

Slide 24 - Quiz

Geef het symbool voor Ampère
A
mA
B
a
C
A

Slide 25 - Quiz

De hoeveelheid lading die per seconde voorbij komt noemen we de...
A
Stroomsterkte
B
Ampère
C
Stroom

Slide 26 - Quiz

Spanningsbron
Om een stroomkring te maken heb je een spanningsbron nodig. Een voorbeeld van een spanningsbron is een batterij

Slide 27 - Slide

Wat is een spanningsbron
A
Een apparaat die elektrische spanning levert
B
Een apparaat die elektrische vermogen levert
C
Een apparaat die de elektrische spanning maakt
D
Een ander woord voor transformator

Slide 28 - Quiz

Wat is GEEN spanningsbron?
A
Batterij
B
Stopcontact
C
Accu
D
Stekker

Slide 29 - Quiz

Met welk apparaatje kun je de spanning in een stroomkring meten?
A
Ampèremeter
B
Barometer
C
Voltmeter

Slide 30 - Quiz

De transformator

Slide 31 - Slide

Aan de slag:
Bestudeer paragraaf 4.1 en 4.2 en maak opdracht 1 t/m 12 van 4.1 en van 4.2 opdracht 1 t/m 11
2e lesuur verder met practicum

Slide 32 - Slide