Les 3 schrijven - betoog (2) aangepast naar 2F

Schrijven

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2-4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Schrijven

Slide 1 - Slide

Inhoud les


-Theorie betoog
- zelf aan het werk met betoog

Slide 2 - Slide

Wat is het kenmerk van een betoog?
Je mag ook omschrijven wat een betoog is
Een tekst waarbij de schrijver zijn (lezers)publiek wil overtuigen.

Slide 3 - Open question

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert de begrippen standpunt, argument
  • Je leert een betoog schrijven

Slide 4 - Slide

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
  3. - Eventueel tegenargument met weerlegging
  4. Slot


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te formuleren!

Slide 8 - Slide

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 9 - Slide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Beginnen met 'ik' doe je NOOIT

Slide 10 - Slide

MIDDENSTUK:
  • Verdeel het in minimaal drie alinea's (ongeveer gelijke lengte)
  • Per alinea één argument (2X) (incl. toelichting en voorbeeld) 
  • Licht dit argument toe met voorbeelden, onderzoeksresultaten, citaten van deskundigen, etc.. 

Slide 11 - Slide

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


Je mag ook een combinatie maken!

Slide 12 - Slide

SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer.
Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 13 - Slide

Schrijfplan betoog
1. Inleiding: onderwerp introduceren door bijvoorbeeld kort verhaal of probleem omschrijven. Eindig de inleiding met je standpunt: beveiligers moeten bewapend worden
2. Argument 1: Onderbouwing, gebruik het signaalwoord: ten eerste
3. Argument 2: Onderbouwing, gebruik het signaalwoord: ten tweede of daarnaast
(4. Tegenargument/weerlegging: Gebruik signaalwoord: daarentegen)
5. Slot: Herhaal je argumenten. Geef GEEN nieuwe informatie. 
Signaalwoorden: Tot slot, concluderend dat, samengevat
Doel: lezer overtuigd achterlaten

Slide 14 - Slide

Stappenplan
1. Kies een standpunt. Bijvoorbeeld één van de standpunten die jullie hebben gekozen voor gesprekken voeren
2. Schrijf twee argumenten VOOR op 
3. Bedenk hoe je het onderwerp gaat introduceren
4. Schrijf de inleiding en vervolgens de twee argumenten met signaalwoorden
5. Schrijf daarna het slot. Dit doe je dus door argumenten te herhalen en eindig met een overtuigende zin
6. Bedenk een titel. Pas op: vergeet deze stap niet!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 17 - Quiz

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 18 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 19 - Quiz

Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 20 - Quiz

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Argumentatiestructuren
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 
  • enkelvoudige argumentatie
  • meervoudige argumentatie
  • onderschikkende argumentatie

Slide 23 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 

Slide 24 - Slide

Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 25 - Slide

Argumentatiestructuren
Meervoudige en onderschikkende argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is slecht voor je lever.
Je kunt niet adequaat reageren. 

Slide 26 - Slide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Het is slecht voor je gezondheid. 
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je lever. 

Slide 27 - Slide

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 28 - Slide

Voordat je begint met schrijven..
  • Maak een argumentenschema 
  • Maak een schrijfplan
Het is niet verplicht, maar maakt het schrijven makkelijker.

Slide 29 - Slide

Argumenten:
Gebaseerd op: 
 1. een feit 
2. ervaring 
3. vergelijking 
4. autoriteit 
5. nut of gewenst gevolg 
6. ongewenst gevolg 
7. veronderstelling 
8. moraal 
 9. emotie

Slide 30 - Slide

LET OP:
Objectieve argumenten zijn meestal veel betrouwbaarder dan subjectieve!

Slide 31 - Slide

Verbinden van alinea's:
Je kunt alinea's als volgt met elkaar verbinden: 
 1. met een signaalwoord 
2. door een herhaling 
3. door een overgangszin met een verwijswoord 
4. door een aankondigende of terugblikkende zin

Slide 32 - Slide

Alinea's (vervolg)
• In je laatste alinea (de vierde) van het middenstuk behandel je een tegenargument met een weerlegging. 
 • Zorg ervoor dat deze sterk is! 
 • Jouw weerlegging moet blijven hangen bij de lezer.
 • Maak duidelijk dat je een tegenargument gaat noemen, bv. door een aankondigende zin of signaalwoorden.

Slide 33 - Slide

OOK NOG BELANGRIJK:
  • Let op spelling en interpunctie.
  • Controleer dit altijd, loop elke zin goed door.
  • Als je mensen, tijdschriften of kranten citeert, geef dan altijd de juiste bronvermelding tussen haakjes.

Slide 34 - Slide

Opdracht: Schrijf een betoog
Gebruik 1 van onderstaande stellingen:
  • Leraren hebben een taak in de opvoeding.
  • Gewelddadige games moeten verboden worden.
  • Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.
  • Alle energie moet voortaan zonne-energie zijn.
  • Nederland moet zich losmaken van de Europese Unie.
  • Of gebruik die van je examen gesprekken

Slide 35 - Slide