20 nov. : Start Grammatica WS 5.2 herhaling lj 1

20 nov. - start grammatica 5.2 Woordsoorten 
Havo 2 periode 2 
week 12 2e les (20 november)

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

20 nov. - start grammatica 5.2 Woordsoorten 
Havo 2 periode 2 
week 12 2e les (20 november)

Slide 1 - Slide

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Slide

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 3 - Slide

Planning
Lezen: eigen leesboek (B/C)  
Startopdracht
Instructie Grammatica Woordsoorten 5.2 
~pauze~
Inoefenen en zelfstandig oefenen 5.2
Afsluiting

timer
10:00

Slide 4 - Slide

Startopdracht
Benoem zoveel mogelijk woorden uit deze zin: 
Mijn opa heeft een rode auto ingehaald. 
Mijn = 
opa = 
heeft = 
 

timer
5:00
een = 
rode = 
auto = 
ingehaald = 

Slide 5 - Slide

Doel 5.2 Woordsoorten



herhaling 1e leerjaar: Je kent de woordsoorten:
1. Werkwoord: het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Lidwoord
4. Persoonlijk voornaamwoord
5. Bezittelijk voornaamwoord
6. Bijvoeglijk naamwoord
7. Voorzetsel
8. Bijwoord

Slide 6 - Slide

5.2 Woordsoorten (herhaling 1e leerjaar) I



1. Werkwoord: kun je ik/jij/hij/wij/jullie/zij voor zetten
  • het zelfstandig werkwoord
        = het belangrijkste werkwoord in een zin dat een actie aangeeft 
                                - Ik ga naar de bakker. 
                                - Mijn oom voetbalt graag.
  • het hulpwerkwoord: 
          =>  'helpt' het belangrijkste ww in de zin. Kan uit de zin gehaald worden,
                               - Ik ben naar de bakker gegaan. 
                               - Mijn oom heeft graag gevoetbald. 

Slide 7 - Slide

5.2 Woordsoorten (herhaling 1e leerjaar) II



2. Zelfstandig naamwoord (zn):kun je de/het/een voor zetten (mens, dier, ding, gevoel, gebeurtenissen, enz. ) 

3. Lidwoord: 
  • bepaald lidwoord (blw): de, het 
  • onbepaald lidwoord (olw):  een 

Slide 8 - Slide

5.2 Woordsoorten (herhaling 1e leerjaar) III



4. Persoonlijk voornaamwoord (pvw): verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: ik, jij, hij, zij, hen, hem, etc.
 - Ben ik nou zo slim of zijn jullie nou zo dom? 

5. Bezittelijke voornaamwoord (bvw): geven aan van wie het bezit is: hun, zijn, jouw, etc. 
     - jouw fiets, mijn tas, hun auto

Slide 9 - Slide

5.2 Woordsoorten (herhaling 1e leerjaar)  IV



6. Bijvoeglijk naamwoord (bn): zegt iets van een zelfstandig naamwoord. 
      De rode deur. Het mooie meisje. Een grote hond. 
  • Stoffelijk bijvoeglijknaamwoord (sbn): zegt waarvan het is gemaakt. 
      De houten kast. De glazen ruit. Het plastic bad. Het kunststof raam.

7. Voorzetsel (vz): de zogenaamde 'kooi-woordjes' in, op, door, tussen, bij,met
  • vast voorzetsel (vvz): vaste combinatie met een ww. Afkijken, doorgaan.

8. Bijwoord (bw): soort vuilnisbak. Alles wat je niet kunt benoemen is een bijwoord. 

Slide 10 - Slide

Inoefenen
Noteer deze zin en benoem alle woorden: 
Het publiek liep onder paraplu’s een snel rondje door de dierentuin. 
Het =
publiek = 
liep = 
enzovoorts...

timer
10:00

Slide 11 - Slide

timer
5:00

Slide 12 - Slide

Aan het werk
Maak online: 
Cursus 5 Grammatica
§ 2 WS Herhaling leerjaar 1 hv

timer
20:00

Slide 13 - Slide

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 

  1. Je weet wat woordsoorten zijn en kan ze herkennen en benoemen.  


timer
5:00

Slide 14 - Slide

Volgende les 26  nov : 
vervolg cursus 5 Grammatica Woordsoorten
Huiswerk:  
    voor 26 nov.: Maak opdracht 5 blz. 20 af. 
    Leer de aantekeningen over tekstverbanden en de signaalwoorden 
    27/28 nov.: repetitie Lezen 1.2 en 1.3 Tekstverbanden en signaalwoorden.

    Slide 15 - Slide

    Spel
    Kom naar voren als je 
    aan de beurt bent. 
    Geef de 5 omschrijvingen
    binnen 30 sec. 
    De klas moet het raden. 
    timer
    0:30

    Slide 16 - Slide