mini - dictee (in je schrift)
1. De wielrenners ..............(sprinten v.t.) naar de finish.
2. Het werkstuk ............. (worden t.t.) te laat ingeleverd.
3. De congiërge ...... (houden t.t.) de leerlingen goed in de gaten.
4. De congiërge ...... (houden v.t.) de leerlingen goed in de gaten.