engels

Welcome back to class!
- Find a seat.
- Grab your workbook, notebook and pen. 
- Class starts after the timer goes off!
timer
1:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welcome back to class!
- Find a seat.
- Grab your workbook, notebook and pen. 
- Class starts after the timer goes off!
timer
1:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Today's planning 4-12-2024
  • Reading 
  •  Reading out loud 3.2 + grammatica: one/ones 
  • Grammatica this/that/these/those
  • Break 
  • Grammatica Present continuous 
  • Working on assignments 3.1 & 3.2 

LESSONGOALS: At the end of this lesson I can use the present continuous,  demonstrative pronouns & one/ones correctly

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Reading 
timer
10:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

read the text aloud as a class and then identify and discuss the grammar rules used in it. 
one/ones 
circle the words and explain the grammar 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Grammar: one/ones
Je gebruikt one (enkelvoud) of ones (meervoud) wanneer je een zelfstandig naamwoord nogmaals wilt opnoemen zonder te herhalen.  

The old red pencil was nicer than that new one.
I like your bike, did you buy a new one?
These brown belts are cheaper than the black ones over there.

Slide 6 - Slide

Zelfstandignaamwoord: Een woord voor iets of iemand. Persoon,plaats,ding,

"One" verwijst naar een enkel ding of persoon.
"Ones" verwijst naar meerdere dingen of personen, en vervangt de naam van die dingen of mensen.

op laten schrijven
welke zin is enkelvoud welke meervoud?
Do you have a favourite band? I really like this one/ones.
A
one
B
ones

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

The black suit is nicer than the brown
one / ones.
A
one
B
ones

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

One/ones vervangt een...
A
werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden kunnen concrete zaken aanduiden, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout). Maar het kunnen ook plaatsen zijn (Den Haag, Frankrijk) en abstracte zaken als gevoelens (liefde), tijdsruimten (dag), eigenschappen (grootte), gebeurtenissen (botsing) en denkbeeldige personen of zaken (elf, Luilekkerland).
You've got expensive books and cheap one/ones.
A
one
B
ones

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

TB Demonstrative Pronouns

Slide 11 - Slide

Differentieren?
- uitleg minimaal
makkelijke vragen :Laat leerlingen alleen aanwijzende voornaamwoorden invullen in zinnen met afbeeldingen.
Bijvoorbeeld:
(...) is a cat. (Afbeelding dichtbij: this)
(...) are pencils. (Afbeelding ver weg: those).
moeilijkere vragen:Geef leerlingen zinnen waar ze zelf een context moeten verzinnen en de juiste demonstrative pronoun invullen.
Bijvoorbeeld:
"Can you pass me (...)?" (iets ver weg).
Laat hen ook uitleggen waarom ze this, that, these, of those kozen.

Verdeel de klas in 2
- 1  groep klassikaal uitleg geven
- andere groep geen uitleg nodig gelijk aan de slag opdr 15. 

Demonstrative Pronouns

Aanwijzende voornaamwoorden: This/that/these/those

Slide 12 - Slide

Differentieren?
- uitleg minimaal
makkelijke vragen :Laat leerlingen alleen aanwijzende voornaamwoorden invullen in zinnen met afbeeldingen.
Bijvoorbeeld:
(...) is a cat. (Afbeelding dichtbij: this)
(...) are pencils. (Afbeelding ver weg: those).
moeilijkere vragen:Geef leerlingen zinnen waar ze zelf een context moeten verzinnen en de juiste demonstrative pronoun invullen.
Bijvoorbeeld:
"Can you pass me (...)?" (iets ver weg).
Laat hen ook uitleggen waarom ze this, that, these, of those kozen.

Verdeel de klas in 2
- 1  groep klassikaal uitleg geven
- andere groep geen uitleg nodig gelijk aan de slag opdr 15. 

This: you can almost touch it, that: its to far to reach
This/that/these/those
Extra uitleg/oefenen of z.s. opdr 15 

Slide 13 - Slide

Differentieren?
- uitleg minimaal
makkelijke vragen :Laat leerlingen alleen aanwijzende voornaamwoorden invullen in zinnen met afbeeldingen.
Bijvoorbeeld:
(...) is a cat. (Afbeelding dichtbij: this)
(...) are pencils. (Afbeelding ver weg: those).
moeilijkere vragen:Geef leerlingen zinnen waar ze zelf een context moeten verzinnen en de juiste demonstrative pronoun invullen.
Bijvoorbeeld:
"Can you pass me (...)?" (iets ver weg).
Laat hen ook uitleggen waarom ze this, that, these, of those kozen.

- meer uitleg nodig
- geen uitleg nodig gelijk aan de slag opdr 15. 

this/that/these/those
this
1 ding, dichtbij
that
1 ding, ver weg
these
meerdere dingen, dichtbij
those
meerdere dingen, ver weg

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here
A
This, This
B
That, That
C
This, That
D
That, This

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

This / That / These / Those
A
Look at this birds on the roof there!
B
Look at that birds on the roof there!
C
Look at these birds on the roof there!
D
Look at those birds on the roof there!

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

timer
5:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

                                                   Newsround 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Present continuous
p. 101

Slide 21 - Slide

Laat leerlingen zelf Grammatica lezen en ontdekken hoe de grammatica in elkaar zit. Vervolgens paar leerlingen voor de klas laten staan om de grammatica in eigen woorden te laten uitleggen. 
wat is de formule? wanneer gebruik je t, geef een eigen voorbeeld door het na te doen. 

Laat andere leerlinegn deze zinnen bevestigend, ontkennend of rvagend maken.

Of laat ze andere pronouns gebruiken. 
Present continuous
Wat is het?
Hoe gebruik je het/wat is de vorm?
Wanneer gebruik je het?
Geef een eigen voorbeeld en beeld het uit...

Slide 22 - Slide

Laat leerlingen zelf Grammatica lezen en ontdekken hoe de grammatica in elkaar zit. Vervolgens paar leerlingen voor de klas laten staan om de grammatica in eigen woorden te laten uitleggen. 
wat is de formule? wanneer gebruik je t, geef een eigen voorbeeld door het na te doen. 

Laat andere leerlinegn deze zinnen bevestigend, ontkennend of rvagend maken.

Of laat ze andere pronouns gebruiken. 
Present continuous
Wat is het? Een tijdsvorm in het Engels: Present continuous
Hoe gebruik je het? Met de vorm van to be(am/are/is) + ww+ing
Wanneer gebruik je deze tijd? Als iets nu aan de gang is of als iets nu bezig is. 
Voorbeeld:
+                                                          -                                                         ? 
She is talking.                She is not talking                     Is she talking


Slide 23 - Slide

tegenwoordige tijd continu/ in duurvorm/ duratief(voortdurend)

Op laten schrijven in schrift. 

- voorbeeld zin met andere pronouns laten vormen. 
- Verschillende soorten zinnen checken. 
Working on exercises 3.1 & 3.2! 

Finish exercises: 5, 6, 7, 11, 12, 13, 14, 15, 16
Done? 17, 18 + learn vocabulary 3.1 & 3.2
P. 85 

timer
20:00

Slide 24 - Slide

independen
Quizlet

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Lessongoals
 At the end of this lesson I can use present continuous, the demonstrative pronouns & one/ones correctly!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions