17-1 Cursus Taal, paragraaf 3 Verbale en non-verbale communicatie

Welkom K3
Planning:
Woordenschat
Uitleg over verbale en non-verbale communicatie 
Afsluiting

Leerdoel:
Je kent het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom K3
Planning:
Woordenschat
Uitleg over verbale en non-verbale communicatie 
Afsluiting

Leerdoel:
Je kent het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie

Slide 1 - Slide

Boekpromotie 



24 UUR

Claire (16) wordt opgejaagd door twee gewapende jongens. Als het haar lukt 24 uur uit hun handen te blijven, dan krijgt ze 10.000 euro. Als het niet lukt, betekent dat haar dood.
48 uur
Claire (16) is nog maar nauwelijks hersteld van de 24 uur durende klopjacht, wanneer ze met haar lotgenoten wordt ontvoerd. Op een afgelegen landgoed in Frankrijk begint de nachtmerrie opnieuw. En dit keer duurt die twee keer zo lang…




Slide 2 - Slide

Woordenschat
Woordenschat, paragraaf 4 reizen

--> opdracht 1 maken

Slide 3 - Slide

Verbale en non-verbale communicatie

Slide 4 - Slide

Doel van de les
Je weet het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie.
Je weet op welke manier non-verbale communicatie een rol speelt in communicatie.

Slide 5 - Slide

Begrippen
Communicatie - de keer dat iemand met een ander contact heeft

Verbale communicatie - communicatie door middel van woorden 

Non-verbale communicatie - communicatie op een andere manier dan met woorden, bijvoorbeeld met gebaren of gezichtsuitdrukkingen

Lichaamstaal -  communicatie via het lichaam

mimiek - gezichtsuitdrukking

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Kader
Taal 
Paragraaf 3 blz.  94
opdracht 1 t/m. 4
timer
25:00

Slide 9 - Slide

Afsluiting
Wat is het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie?

Huiswerk:
Cursus 4 Taal, paragraaf 3 verbale en non-verbale communicatie
 opdracht 1, 2 en 4

Woordenschat paragraaf 4, opdracht 1


Slide 10 - Slide