Thema 4 Voortplanting kader
Waar is de prostaat voor?
A
productie zaadcellen
B
productie urine
C
productie zaadvocht
D
productie bloedcellen
1 / 26
Items in this lesson
Waar is de prostaat voor?
A
productie zaadcellen
B
productie urine
C
productie zaadvocht
D
productie bloedcellen
Slide 1 - Quiz
This item has no instructions
Wat is een ander woord voor ejaculatie?
A
eisprong
B
erectie
C
bevruchting
D
zaadlosing
Slide 2 - Quiz
This item has no instructions
Is het maagdenvlies en compleet afgesloten vlies?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quiz
This item has no instructions
A
Bijbal
B
Eikel
C
Prostaat
D
Teelbal
Slide 4 - Quiz
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
A
Endeldarm
B
Spermakanaal
C
Urinebuis
D
Urineleider
Slide 5 - Quiz
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
A
Bijbal
B
Blaas
C
Prostaat
D
Teelbal
Slide 6 - Quiz
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
A
Blaas
B
Klieren van Cowper
C
Prostaat
D
Zaadblaasje
Slide 7 - Quiz
Referentie:
http://biologiepagina.nl/Oefeningen/Voortplanting/man.jpg
Je wil graag kinderen.
Seksualiteit speelt dan een rol bij:
Seksualiteit speelt dan een rol bij:
A
lustbeleving
B
voortplanting
C
onderhouden van een relatie
D
prostitutie
Slide 8 - Quiz
This item has no instructions
Wordt een vrouw tijdens de zwangerschap ongesteld?
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quiz
This item has no instructions
Een ander woord voor 'ongesteld zijn' is
A
buikpijn
B
onaardig zijn
C
masturbatie
D
menstruatie
Slide 10 - Quiz
This item has no instructions
Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie
Slide 11 - Quiz
This item has no instructions
Een eicel verlaat de eierstok en 'spring' in de eileider, dit noemen we:
A
Eisprong of ovulatie
B
Bevruchting
C
Orgasme of klaarkomen
D
Menstruatie of ongesteld
Slide 12 - Quiz
This item has no instructions
Wanneer spreken we van een bevruchting
A
Als een man klaarkomt
B
Als een vrouw ongesteld wordt
C
Als de spermacel en eicel samengesmolten zijn
D
Als een vrouw een ovulatie heeft.
Slide 13 - Quiz
This item has no instructions
Een vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus.
Ze is ongesteld geworden en heeft dit op de kalender aangegeven (zie afbeelding).
Op welke datum ongeveer heeft haar laatste ovulatie waarschijnlijk plaatsgevonden?
A
24 februari
B
1 maart
C
10 maart
D
17 maart
Slide 14 - Quiz
This item has no instructions
Je kan seks hebben tijdens de zwangerschap
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
This item has no instructions
Hoelang duurt een zwangerschap?
A
9 weken
B
40 weken
C
38 weken
D
20 weken
Slide 16 - Quiz
This item has no instructions
Welk voorbehoedsmiddel beschermt je tegen zwangerschap en een soa?
A
de pil
B
condoom
C
spiraal
D
morning-afterpil
Slide 17 - Quiz
This item has no instructions
Bij welke week in je zwangerschap wordt een embryo een foetus?
A
11
B
12
C
38
D
40
Slide 18 - Quiz
This item has no instructions
Wat is nummer 2?
A
eierstok
B
Ovulatie
C
eileider
D
baarmoeder
Slide 19 - Quiz
This item has no instructions
Hoe noemen we nummer 3?
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok
Slide 20 - Quiz
This item has no instructions
Hoe noemen we nummer 7?
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok
Slide 21 - Quiz
This item has no instructions
wat is nummer 1
A
navelstreng
B
placenta
C
baarmoeder
D
embryo
Slide 22 - Quiz
This item has no instructions
Waarin worden de eicellen rijp?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Eierstok
D
Vagina
Slide 23 - Quiz
This item has no instructions
Hoe noem je onderdeel 6
A
Eileider
B
urinebuis
C
Baarmoeder
D
Vagina
Slide 24 - Quiz
This item has no instructions
wat is GEEN secundair kenmerk van de vrouw?
A
borsten
B
schaamlippen
C
brede heupen
D
baarmoeder
Slide 25 - Quiz
This item has no instructions
Welk deel zorgt voor de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen?
A
Baarmoeder
B
Embryo
C
Eierstokken
D
Placenta
Slide 26 - Quiz
This item has no instructions
