De zon als motor: luchtdruk en wind

Goedemiddag
Huiswerk 
1.1 t/m 1.4 af

Alleen je laptop op tafel
Je bent stil in..
timer
3:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Goedemiddag
Huiswerk 
1.1 t/m 1.4 af

Alleen je laptop op tafel
Je bent stil in..
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van dit lesuur:
Leg ik uit hoe breedteligging, hoogteligging en ligging aan zee invloed heeft de gemiddelde temperatuur
Leg ik uit wat het verband is tussen temperatuurverschillen van lucht, luchtdruk en wind aan het aardoppervlak
Leg ik uit hoe neerslag ontstaat.
Leg ik uit hoe de gemiddelde temperatuur, luchtdruk, wind en neerslag samen hangen op mondiale schaal.













Slide 2 - Slide

Vandaag
- Quizje over breedteligging en neerslag
- Uitleg over luchtdruk 
- Verder werken
- Afronden 

Slide 3 - Slide

Recht
Schuin

Slide 4 - Drag question

Zonnestralen leggen een korte weg af, komen minder in aanraking met wolken
Zonnestralen leggen een lange weg af, komen in aanraking met wolken

Slide 5 - Drag question

Welke soorten neerslag zie je? 
Sleep de begrippen naar de juiste afbeelding. 
Stijgingsneerslag
Frontale neerslag
Stuwingsneerslag

Slide 6 - Drag question

Hoe ontstaat ook alweer frontale neerslag?
A
Door sterke opwarming van de lucht door zon
B
Door gebergten die de lucht doen opstijgen
C
Door sterke verdamping van de lucht
D
De botsing van koude en warme lucht

Slide 7 - Quiz

Sleep de woorden naar de goede plek in de tekening
Loefzijde
Lijzijde
Stuwingsregen
Regenschaduw

Slide 8 - Drag question

Rond de evenaar is er veel stijgingsneerslag omdat
A
Er weinig verschillende seizoenen zijn
B
De zonkracht hier voor veel opstijgende lucht zorgt
C
Door de windrichting vanuit zee
D
Er veel planten en bomen aanwezig zijn

Slide 9 - Quiz

Wat is luchtdruk?
  • Luchtdruk => het gewicht van de lucht dat op de aarde drukt 
  • Meten => barometer
  • Eenheid => hectopascal (hPa), millibar (Mb)
  • Op de weerkaart te zien => isobaren = alle punten met dezelfde luchtdruk verbonden door een lijn.
  • Je hebt hoge drukgebieden en lage drukgbieden
Weerkaart met isobaren: Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe harder het waait.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Hoge druk 
Hoge druk = dalende lucht,
deze lucht is zwaar.
Symbool op de kaart = H
Getal > 1000 is H

Welk weertype hoort bij H?
- geen bewolking
- warm in de zomer
- koud in de winter


isobaren
Op de kaart zie je lijnen met de hoogte van de luchtdruk. Een lijn die alle punten met dezelfde luchtdruk met elkaar verbindt noem je een isobaar.

Slide 12 - Slide

Lage druk
Lage druk = stijgende lucht, gewicht van die lucht is laag.
Symbool op de kaart = L
Getal onder 1000 = L

Welk weertype hoort bij L?
- wolken
- neerslag
- koel in de zomer
- zacht in de winter

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Het weer als de luchtdruk verandert..
Onthouden: Lucht stroomt ALTIJD van H naar
                   Dit is => wind
Onthouden: Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe 
                    harder het waait.

Hoe zie je dat op een weerkaart? => isobaren

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Op deze kaart zie je isobaren, kun jij aangeven waar een hoge- en waar aan lagedrukgebied ligt in Europa?
Windrichting: 
Bij L -> wind stroomt er naartoe
Bij H -> wind stroomt er vanaf

Slide 17 - Slide

Dat was het voor vandaag!

Slide 18 - Slide

Dit weet je al
Doen
Terugkijken
Wat ga je zo doen?
--> Op it's learning ga je naar de map 'opdrachten in de les' 
--> Kijk waar je gebleven bent


Volgende week moet je bij zijn (paragraaf 1.1 t/m 1.4 af)

Doen
Dit leer je nu

Slide 19 - Slide

Opdrachten maken
Vanaf nu krijg je blokken met zelfstandig werken. Tijdens deze blokken ga je verder aan de opdrachten in je lesboek en werkboek. Let op: je bent vrij om door te werken!

timer
20:00
Afspraken: 
- Je overlegt op fluistertoon
- Je mag ook een plekje alleen in de klas opzoeken
- Je mag oortjes in doen voor de filmpjes.

Na 20min. kan je stoppen, dan doe je mee aan het bespreken van een aantal opdrachten en krijg je uitleg. Je mag ook verder werken (=eigen keuze). 

Slide 20 - Slide

Welke beschrijving hoort bij het weer in Nederland op 11 april 2007?

A
Het was bewolkt en droog.
B
Het was bewolkt en regenachtig.
C
Het was onbewolkt en droog.
D
Het was onbewolkt en regenachtig.

Slide 21 - Quiz

Welke beschrijving hoort bij het weer in Spanje op 25 december 2015?

A
grote kans op neerslag en een krachtige wind
B
grote kans op neerslag en een zwakke wind
C
weinig kans op neerslag en een krachtige wind
D
weinig kans op neerslag en een zwakke wind

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Zomer in Nederland
Winter in Nederland

Slide 33 - Drag question

Bekijk de afbeelding.

→ Wat is juist?


A
De gemiddelde temperatuur in Europa neemt van zuid naar noord toe. Dit komt door de invloed van de zee.
B
De gemiddelde temperatuur in Europa neemt van zuid naar noord af. Dit komt door de invloed van de breedteligging.
C
De gemiddelde temperatuur in Europa neemt van zuid naar noord af. Dit komt door de invloed van de hoogteligging.

Slide 34 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke weerfactor had de grootste invloed op de temperatuurverdeling in Nederland op 15 december 2010? 
A
de breedteligging
B
de hoogteligging
C
de invloed van de zee.
D
Geen van de genoemde weerfactoren is juist

Slide 35 - Quiz