medische beeldvorming

Hoe stel je een diagnose vast? Noem een aantal manieren!
1 / 31
next
Slide 1: Open question
naskVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe stel je een diagnose vast? Noem een aantal manieren!

Slide 1 - Open question

Slide 2 - Slide

In het oscillogram hiernaast is een trilling weergegeven met 2 ms/div. Wat is de trillingstijd?
A
8 ms
B
16 ms
C
2 ms
D
4 ms

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

voor- en nadelen MRI versus CT
MRI: Veel scherper beeld t.o.v. een CT-scan (verschil in waterstof gehalte in verschillende weefsels en het tempo van terugvallen van de aangeslagen kernen)
Geen gebruik van ioniserende straling
Nadelen; niet geschikt voor patiënten met een pacemaker of een implantaat, magneetveld kan leiden tot zenuwstimulatie en tijdelijke duizeligheid, duurt lang (kost geld)


Slide 5 - Slide

echografie 
Voordelen;
Niet schadelijk wegens het gebruik van geluidsgolven
Geschikt voor de zachte weefsels, zoals hart, bloedvaten en sportblessures. Met een röntgenfoto kun je geen zacht weefsel bekijken
Goedkoper dan MRI-scan of CT-scan
Nadelen:
Harde weefsels zijn niet zichtbaar
Niet zo scherp als MRI-scan of CT-scan

Slide 6 - Slide

CT-scanner
Om diepte te zien, 
dus precieze lokatie in het lichaam, moet je eigenlijk een heleboel Rontgenfoto's maken.

Dat kan een CT-scanner!

Slide 7 - Slide

Röntgen
In 1894 nam Wilhelm Rontgen de eerste rontgenfoto van de hand van zijn vrouw. Tegenwoordig maken we nog steeds gebruik van deze techniek om naar beenderen te kijken. 

Slide 8 - Slide

CT scan
De CT-scan werkt met  röntgenstraling. 
Onder verschillende hoeken worden röntgenfoto’s gemaakt waarmee
een drie - dimensionaal beeld
van je lichaam wordt gemaakt

Slide 9 - Slide

MRI-scan
(met behulp van magnetisme)
PET- / CT-scan
(met behulp van een radioactieve vloeistof via infuus)

Slide 10 - Slide

echografie

Slide 11 - Slide

Echografie

Slide 12 - Slide

Echografie
Afbeeldingen van binnenkant lichaam

Ultrasound

Transducer
Gel voor scherp beeld

Slide 13 - Slide




Opgave 7C

Bij welke scan wordt er gebruik gemaakt van een tracer?


A
PET-scan
B
CAT-scan
C
MRI-scan

Slide 14 - Quiz

PET scan van slokdarm, onderzoek naar kanker in slokdarm.

Slide 15 - Slide


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand zwanger is
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Echo

Slide 16 - Quiz

Hoe zie je in een oscillogram dat de toon hoger is?
A
de bergen en dalen worden groter
B
de bergen en dalen worden kleiner
C
de toon heeft meer trillingen in één scherm
D
de toon heeft minder trillingen in één scherm

Slide 17 - Quiz

Hoe zie je in een oscillogram dat de toon harder is?
A
de bergen en dalen worden groter
B
de bergen en dalen worden kleiner
C
de toon heeft meer trillingen in één scherm
D
de toon heeft minder trillingen in één scherm

Slide 18 - Quiz

Voor de behandeling van een beroerte is het belangrijk om onderscheid te maken tussen een hersenbloeding en een herseninfarct.
Dit onderscheid wordt gemaakt met een ..
A
EEG
B
CT-scan
C
Onderzoek van de hersenfuncties
D
ECG

Slide 19 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand last van galstenen heeft
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Echo

Slide 20 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand een longontsteking heeft
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Echo

Slide 21 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand gescheurde kniebanden heeft
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Echo

Slide 22 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand een gebroken kaak heeft
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Echo

Slide 23 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand een bloedvatvernauwing heeft.
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Geen van de genoemde mogelijkheden

Slide 24 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat men wil kijken wat de stand van de kiezen in de kaak is
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Echo

Slide 25 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast als er een onderzoek wordt gedaan naar het functioneren van de hersenen.
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Echo

Slide 26 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand een levertumor heeft.
A
Echo
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Geen van de genoemde mogelijkheden

Slide 27 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand een hernia heeft (beknelde zenuw in de rug)
A
Röntgenfoto
B
CT-scan
C
MRI-scan
D
Echo

Slide 28 - Quiz


Geef aan welke methode van medische beeldvorming het beste kan worden toegepast in de situatie dat iemand een herseninfarct heeft.
A
Echo & MRI-scan
B
CT-scan & röntgenfoto
C
MRI-scan & CT-scan
D
Röntgenfoto & echo

Slide 29 - Quiz

PET-scan
De eerste toepassing van medische beeldvorming is de PET-scan. Hierbij gaat wel wat voorbereiding aan te pas. Een patient krijgt eerst een tracer toegediend, meestal in de bloedbaan. Een tracer bevat een molecuul waarbij één of meerdere atomen zijn vervangen door een radioactieve isotoop. 

Bij de PET-scan zet de tracer positronen uit. ls een positron tegen een elektron in het lichaam botst, dan worden beide deeltjes geheel omgezet in twee fotonen die in tegengestelde richting wegschieten. We noemen dit annihilatie:

e+e+  γ+γ

Slide 30 - Slide

PET -scan
Ondanks de gevaren die straling ons kunnen geven, kunnen we radioactieve stoffen en straling gebruiken om medisch onderzoek te doen, bijvoorbeeld naar tumoren.

De eerste toepassing van medische beeldvorming die hier besproken wordt is de PET-scan. Hierbij krijgt een patient eerst een tracer toegediend, meestal in de bloedbaan. Een tracer bevat een molecuul waarbij één of meerdere atomen zijn vervangen door een radioactieve isotoop, zoals bijvoorbeeld een glucose molecuul waarbij een 
OH-groep is vervangen
door het isotoop F-18, 
zie afbeelding hier-
naast in groen.  



Eenmaal in het lichaam van de patient, straalt de tracer positronen uit. Zodra een  positron tegen een elektron in het lichaam botst, dan worden beide deeltjes geheel omgezet in twee fotonen die in tegengestelde richting wegschieten. We noemen dit annihilatie:


e+e+=γ+γ

Slide 31 - Slide