BS 4.4 De evolutie theorie

De evolutietheorie

Thema 4
Basisstof 4
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De evolutietheorie

Thema 4
Basisstof 4

Slide 1 - Slide

Vandaag
Leerdoelen
  • Je kunt verschillen noemen tussen het creationisme, de evolutietheorie van Lamarck en de evolutietheorie van Darwin
  • Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt

Programma
  1. Feit of fabels evolutie
  2. Uitleg: evolutietheorieën
  3. Zelf werken

Slide 2 - Slide

Feit of fabel:
De mens stamt af van de neanderthalers

Slide 3 - Slide

Feit of fabel:
Zonder verschillende allelen was evolutie niet mogelijk

Slide 4 - Slide

Feit of fabel:
Slangen hebben benen

Slide 5 - Slide

Feit of fabel:
De mens is klaar met evolueren

Slide 6 - Slide

Feit of fabel:
De mens heeft onbruikbare organen

Slide 7 - Slide

Evolutietheorieën
Creationisme:
  • de aarde en organismen zijn geschapen
  • sommige organen te ingewikkeld om  door evolutie te zijn ontstaan --> intelligente schepper
Lamarck (1744-1829):
  • eigenschappen veranderen tijdens leven individu
  • veranderde eigenschap wordt doorgegeven
Darwin (1809-1882):
  • On the origin of species (1859) --> evolutietheorie
Gregor mendel (1822-1884)

DNA bevat alle erfelijke eigenschappen
  • Voor het eerst ontdekt in 1871
  • Structuur pas ontdekt in 1953

Slide 8 - Slide

Evolutie
  • Verschillen in genotypen door mutaties --> ontstaan allelen --> genetische variatie

  •  Natuurlijke selectie = organismen met gunstige eigenschappen overleven en hebben meer kans om zich voort te planten dan organismen met 'ongunstige eigenschappen'

  • Survival of the fittest = Organismen die beter kunnen overleven, kunnen zich voortplanten. Hierdoor gaat een soort steeds beter passen in zijn omgeving

  • Overerving van de 'goede eigenschappen'

Slide 9 - Slide

Evolutie
Selectiedruk = invloed van milieufactoren op genetische variatie.
  • hoger --> minder variatie
  • lager --> overleving voor iedereen makkelijker

To fit = passen, aanpassen (Engels)
Fitness = voortplanting geschiktheid doordat het organisme het beste is aangepast.
Fitness is afhankelijk van het milieu.
Adaptatie = aanpassing

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zelf werken
Even samen kijken naar de multiopdracht practicum 5

Slide 12 - Slide