1. Niet rennen, duwen of aan elkaar zitten.
2. Gaan met respect met de materialen om.
3. Je vraagt goedkeuring om spullen terug te zetten in de kasten.
4. We gooien niet zomaar eten weg.
5. Restafval weggooien in het bakje op het aanrecht. Aan het eind weg gooien in de container.