This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
3H - K&W H6
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je kunt...
het verschil is tussen een abstracte en concrete markt uitleggen
het verschil tussen producenten, consumenten, goederen en diensten uitleggen
een vraag en een aanbodlijn tekenen
Slide 2 - Slide
Op een markt
Komen vraag en aanbod van goederen en diensten samen
Slide 3 - Slide
Conrete markt
Abstracte markt
Slide 4 - Slide
Het verschil tussen goederen en diensten
Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken (een brood, een broek, een telefoon etc)
Diensten zijn niet-tastbaar (bijvoorbeeld een taxirit of tandartsbezoek)
Slide 5 - Slide
Consument of producent?
Consumenten kopen goederen en diensten om in hun eigen behoeften te voorzien, zij zijn vragers op de markt
Producenten zijn bedrijven of de overheid die goederen of diensten produceren, zij zijn aanbieders op de markt.
Slide 6 - Slide
Een advocaat levert?
A
Diensten
B
Goederen (een goed)
Slide 7 - Quiz
De abstracte markt
Wat weet je al over onderstaande grafiek?
Slide 8 - Slide
Lineaire lijn
Bij economie: een vraaglijn en een aanbodlijn.
Met deze lijnen bepalen we hoeveel
producten er worden
aangeboden / gevraagd bij een
bepaalde prijs
Slide 9 - Slide
Vraag- en aanbodlijn
y = ax + b
Qa = aangeboden hoeveelheid
Qv = gevraagde hoeveelheid
P = prijs
Bijvoorbeeld:
Qa = 20P - 100
Slide 10 - Slide
Vraagvergelijking
Qv = - 200P + 1.000
Qv = gevraagde hoeveelheid
P = Prijs
Slide 11 - Slide
Opdracht 6.3
Qv = - 200P + 1.000
timer
4:00
Slide 12 - Slide
Opdracht 6.3 a, b en c
Qv = - 200P + 1.000
Qv = - 200 x 1 + 1.000
Qv = 800
timer
4:00
800
Slide 13 - Slide
Qa = 400P - 500 Hoeveel geraniums worden er aangeboden bij een prijs van € 3
timer
1:30
Slide 14 - Open question
Vraaglijn
Geeft het verband weer tussen
de prijs en de vraag naar een product
(Opdracht 6.4)
___________________
Slide 15 - Slide
Betalingsbereidheid
De vraaglijn laat zien wat de betalingsbereidheid is van de vragers. Dus de maximale betalingsbereidheid is de hoogste prijs die de vragers er voor over hebben!
Slide 16 - Slide
Er is een positief verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid:
prijs stijgt > aangeboden hoeveelheid stijgt ook
prijs daalt > aangeboden hoeveelheid daalt ook
Slide 17 - Slide
Er is een negatief verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid:
prijs stijgt > gevraagde hoeveelheid daalt
prijs daalt > gevraagde hoeveelheid stijgt
Slide 18 - Slide
De betalingsbereidheid van een consument is
A
de prijs die de consument moet betalen voor het product
B
de prijs die de consument maximaal wil betalen voor het product
C
het verschil tussen de gewenste prijs en de marktprijs van het product
D
de prijs die de consument minimaal wil betalen voor het product
Slide 19 - Quiz
Marktevenwicht
Wanneer vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn is er marktevenwicht.
Dus marktevenwicht is er wanneer:
Qa = Qv
Dan berekenen we het snijpunt > het evenwichtspunt
Slide 20 - Slide
Qv=-200p + 1000 Qa=400p-500 p in euro's Bereken de prijs in het marktevenwicht
Slide 21 - Open question
Marktevenwicht
Qa = 400P - 500 én Qv = -200P + 1.000
wordt
Qa=Qv
400P - 500 = -200P + 1.000
600P = 1.500
P = 1.500 / 600
P = 2,50
Slide 22 - Slide
Marktevenwicht
Qa = 400P - 500 én Qv = -200P + 1.000
P = 2,50
We weten nu de evenwichtsprijs (Pe) = €2,50
De evenwichtshoeveelheid bereken je door de Pe in te vullen op de plek van P in Qa of Qv.
Slide 23 - Slide
Qa = 400P - 500 én Qv = -200P + 1.000 De berekende evenwichtsprijs is € 2,50 Bereken de evenwichtshoeveelheid
timer
2:00
Slide 24 - Open question
Controleer jezelf
Qa = 400P - 500 én Qv = -200P + 1.000
Berekende evenwichtsprijs € 2,5 zorgt voor Qa = 500. Dan moet Qv ook 500 zijn.