Nederlands planten en dieren 2

1 / 30

Slide 1: Slide

NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm

Voor KAP heeft Adem basketbal gekozen.

Persoonsvorm:

timer

0:30

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm

Voor KAP heeft Adem basketbal gekozen.

Persoonsvorm:

Heeft

Heeft Adem voor KAP basketbal gekozen?

Adem had voor KAP basketbal gekozen.

Slide 6 - Slide

Onderwerp

Jaron leest elke dag de krant.

Onderwerp:

timer

0:30

Slide 7 - Slide

Onderwerp

Jaron leest elke dag de krant.

Onderwerp:

Jaron

Wie leest elke dag de krant?

Slide 8 - Slide

Voltooid deelwoord

Calvin heeft maandag veel gerekend.

Voltooid deelwoord:

timer

0:30

Slide 9 - Slide

Voltooid deelwoord

Calvin heeft maandag veel gerekend.

Voltooid deelwoord:

Gerekend

Iets is gebeurd.

Begint met voorvoegsel: ge, be, her, ont of ver

Slide 10 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Frezgi kan het antwoord op veel vragen geven.

Werkwoordelijk gezegde:

timer

0:30

Slide 11 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Frezgi kan het antwoord op veel vragen geven.

Werkwoordelijk gezegde:

Kan geven

Alle werkwoorden in de zin.

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm

Radjahnie sliep gisteren uit tot 10.00 uur.

Persoonsvorm:

timer

0:30

Slide 13 - Slide

Persoonsvorm

Radjahnie sliep gisteren uit tot 10.00 uur.

Persoonsvorm:

Sliep

Sliep Radjahnie gisteren uit tot 10.00 uur?

Radjahnie slaapt vandaag uit tot 10.00 uur.

timer

0:30

Slide 14 - Slide

Onderwerp

Claudio gaat enorm vooruit met rekenen.

Onderwerp:

timer

0:30

Slide 15 - Slide

Onderwerp

Claudio gaat enorm vooruit met rekenen.

Onderwerp:

Claudio

Wie gaat enorm vooruit met rekenen?

timer

0:30

Slide 16 - Slide

Voltooid deelwoord

Kiflit heeft met rekenen vooruit gewerkt.

Voltooid deelwoord:

timer

0:30

Slide 17 - Slide

Voltooid deelwoord

Kiflit heeft met rekenen vooruit gewerkt.

Voltooid deelwoord:

Gewerkt

Iets is gebeurd.

Begint met voorvoegsel: ge, be, her, ont of ver

Slide 18 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Stefanos is naar de kapper geweest.

Werkwoordelijk gezegde:

timer

0:30

Slide 19 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Stefanos is naar de kapper geweest.

Werkwoordelijk gezegde:

is geweest

Alle werkwoorden in een zin.

Slide 20 - Slide

Persoonsvorm

Eugenjly is vandaag heel rustig.

Persoonsvorm:

timer

0:30

Slide 21 - Slide

Persoonsvorm

Eugenjly is vandaag heel rustig:

Persoonsvorm:

Is Eugenjly vandaag heel rustig?

Eugenjly was vandaag heel rustig.

Slide 22 - Slide

Onderwerp

Amber heeft donderdag een heerlijke soep gemaakt.

Onderwerp:

timer

0:30

Slide 23 - Slide

Onderwerp

Amber heeft donderdag een heerlijke soep gemaakt.

Onderwerp:

Amber

Wie heeft dinsdag een heerlijke soep gemaakt?

Slide 24 - Slide

Voltooid deelwoord

Henok heeft voor vrijdag een film gekozen.

Voltooid deelwoord:

timer

0:30

Slide 25 - Slide

Voltooid deelwoord

Henok heeft voor vrijdag een film gekozen.

Voltooid deelwoord:

Gekozen

Iets is gebeurd.

Begint met voorvoegsel: ge, be, her, ont of ver

Slide 26 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Yomayra heeft dinsdag stage gelopen.

Werkwoordelijk gezegde:

timer

0:30

Slide 27 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Yomayra heeft dinsdag stage gelopen.

Werkwoordelijk gezegde:

heeft gelopen

Alle werkwoorden in een zin.

Slide 28 - Slide

Belangrijke woorden blz. 202

Slide 29 - Slide

- VIA Vervolg - Thema: Planten en dieren - Belangrijke woorden

Slide 30 - Slide

Nederlands planten en dieren 2

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

More lessons like this

Nederlands Judith 01

Nederlands 01/12 quiz pv,onderwerp,ww gezegde,vt deelwoord

Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.

Slimmer Schrijven: Pas de persoonsvorm aan!

Het werkwoordelijk gezegde B1

Nederlands Judith 02

Spelling de infinitief en het voltooid deelwoord

Nederlands 06/03 quiz pv,onderwerp,ww gezegde,vt deelwoord