Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Gelukkig nieuwjaar!

Hoe gaat het met jullie?

Wat was het leukste dat je deze vakantie hebt gedaan?

Planning

Regels online les 

Boek en schrift klaarleggen

Schrijfopdracht

Invulling les vandaag

We werken met Lesson Up

Lesdoel

Je kunt het lijdend voorwerp van 

een zin vinden. 

Welke zinsdelen hebben we
al geleerd?

Zinsdelen

persoonsvorm?

onderwerp?

werkwoordelijk gezegde?

Zinsdelen

persoonsvorm?

onderwerp?

werkwoordelijk gezegde?

Onderwerp: wie/wat + werkwoordelijk gezegde

Zinsdeelproef?

Iedere dag heb ik een mooie wandeling gemaakt. 

• Iedere dag | heb | ik een mooie wandeling gemaakt. 
  
• Iedere dag | heb | ik | een mooie wandeling gemaakt.
  
• Iedere dag | heb | ik | een mooie wandeling | gemaakt.
  

Zinsdeelproef?

Gisteren heb ik tot elf uur uitgeslapen.

(schrijf over en zet strepen tussen de zinsdelen)

Zinsdeelproef?

Gisteren | heb | ik |  tot elf uur | uitgeslapen.

Zinsdeelproef?

Op 31 december bakte mijn oom vijftig oliebollen!

(schrijf over en zet strepen tussen de zinsdelen)

Zinsdeelproef?

Op 31 december | bakte | mijn oom | vijftig oliebollen!

Zinsdeelproef?

Deze vakantie heb ik een lange brief aan mijn oma geschreven. 

(schrijf over en zet strepen tussen de zinsdelen)

Zinsdeelproef?

Deze vakantie | heb | ik | een lange brief | aan mijn oma | geschreven. 

Zinsdelen (schrijf in je schrift)

1. persoonsvorm (vragend maken of tijd veranderen)
2. strepen tussen de zinsdelen
3. onderwerp (= wie/wat + pv/wg)
4. gezegde (alle werkwoorden)

Klaas heeft tien boeken gelezen.
persoonsvorm?

Klaas heeft tien boeken gelezen.
gezegde?

Klaas heeft tien boeken gelezen.
onderwerp?

Zelf aan de slag!

• maak opdracht 1 (blz. 106)
• Let op: je hoeft van deze zinnen alleen de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde te noteren. 
• Schrijf in je schrift dus per zin:

1. pv =
2. ow=
3. wg=

• Klaar: begin aan opdracht 2 (blz. 107)

Opdracht 1

Antwoorden bespreken

Lijdend voorwerp

Kijk mee naar het filmpje

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv =

wg =

ow =

Welke zinsdeel is er over? 

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv = heeft

wg = heeft gebakken

ow ( wie + pv/wg?)= mijn moeder

over  = een taart, je krijgt het antwoord "een taart" als je de vraag "wat + pv + ow" stelt.

lijdend voorwerp

wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.

Hij maakt zijn huiswerk.
lv = ?

1. Hij
2. maakt
3. zijn huiswerk

Ze waarschuwden hem net op tijd.
lv = ?

1. Ze
2. waarschuwden
3. hem
4. net op tijd

Zelf aan de slag!

• Opdracht 1 (blz. 106)
• persoonsvorm/onderwerp/werkwoordelijk gezegde staat al in je schrift.
• Schrijf daar nu bij wat het lijdend voorwerp is.

• Klaar: doe hetzelfde bij opdracht 2 (blz. 107)

Zelf aan de slag!

Opdracht 1 (blz. 106), zin 1

Wij | hebben | een groot groentepakket | van de buren | gekregen.

pv = hebben

ow = Wij

wg = hebben gekregen

lv= wat/wie + wg + ow?

lv= wat/wie hebben wij gekregen = een groot groentepakket

Opdracht 1

Antwoorden bespreken

Zelf aan de slag!

• Opdracht 2 (blz. 107)
• persoonsvorm/onderwerp/werkwoordelijk gezegde staat misschien al in    je schrift.
• Let op: één zin heeft geen lijdend voorwerp!

• Klaar: neem even pauze :)

Opdracht 2

Antwoorden bespreken

Lesdoel

Je kunt het lijdend voorwerp van 

een zin vinden. 

De jongens gooiden sneeuwballen

Pv=?

1. de jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen

De jongens gooiden sneeuwballen

lv=?

1. de jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen

De leerlingen hebben hun huiswerk goed gemaakt.
lv = ?

1. De leerlingen
2. hun huiswerk

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Hij maakte gisterenavond een heerlijke pizza.
Lv=?

Lesdoel

Je kunt het lijdend voorwerp van 

een zin vinden. 

Lesdoel controleren

Je kunt het lijdend voorwerp van
een zin vinden.

1. Ik vind het makkelijk
2. Ik vind het moeilijk

Huiswerk

Maak opdracht 3 (blz. 107)

Gebruik je aantekeningen en de uitleg die staat op bladzijde 106