NLA2P les 11 De weg wijzen

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

De weg vragen & de weg wijzen

Beantwoord de vragen

primero vas ...

1. eerst je gaat
2. eerst ga je

a la izquierda

1. naar links
2. naar rechts
3. aan links
4. aan rechts

a la derecha

1. naar links
2. naar rechts
3. aan links
4. aan rechts

primero vas a la derecha

la primera calle a la derecha

1. Het eerste straat links
2. De eerste straat rechts
3. Het eerste straat rechts
4. De eerste straat links

toma la tercera calle a la izquierda

1. Neem de vierde straat links
2. Doe de derde straat links
3. Neem de derde straat links
4. Neem de derde straat rechts

toma la quinta calle a la izquierda

toma la segunda calle a la izquierda

toma la cuarta calle a la derecha

después vas

1. daarna ga je
2. daarna je gaat
3. daarvoor ga je
4. daarvoor je gaat

después vas a la izquierda

a la vuelta de la esquina

1. om de hoek
2. na de hoek
3. voor de hoek
4. achter de hoek

va todo recto

1. ga langs rechtdoor
2. ga alsmaar rechtsaf
3. ga helemaal rechtsaf
4. ga alsmaar rechtdoor

el cruce

1. het kruispunt
2. het kruis
3. de kruisplek
4. het rode kruis

pasas por la pollería

1. je loopt over de poelier
2. je loopt door de poelier
3. je loopt langs de poelier
4. je loopt onder de poelier

pasas por el supermercado

sigue el camino

1. ga door de weg
2. volg de weg
3. stuur de weg
4. loop de weg

entonces, gira a la izquierda

1. ga toen naar links
2. ga verder naar links
3. ga dus naar links
4. ga dan naar links

la rotonda

1. de rotonde
2. het rondje
3. het rotonde
4. de rondje

sigue caminando

1. volg het lopen
2. loop meer
3. loop anders
4. loop door

hasta el final de la calle

1. tot het laatste van de weg
2. tot het einde van de weg
3. tot het begin van de weg
4. tot de punt van de weg

sigue caminando hasta la rotonda

cruza la calle

1. steek de weg onder
2. steek de weg over
3. steek de weg door
4. steek de weg op

entonces, gira a la derecha

date la vuelta

1. keer verder
2. keer een rondje
3. keer om
4. keer langs

toma la salida (de la carretera)

1. neem de afslag
2. neem de uitgang

el semáforo

1. het lampje
2. het stoplicht
3. de stoplamp
4. het stopsein

sigue el camino hasta el semáforo

¿está lejos?

1. het is ver weg?
2. is het ver weg?
3. het is dichtbij?
4. is het dichtbij?

no lo sé

¿sabe usted dónde está la farmacia?

1. weet u waar de drogist is?
2. u weet waar de drogist is?
3. weet u waar de apotheek is?
4. u weet waar de apotheek is?

lo siento, no soy de aquí

1. sorry, ik kom niet uit hier
2. sorry, ik kom hier niet vandaan
3. sorry, ik kom hier nooit
4. sorry, ik kom hier niet langs

está por ese lado

1. het is die kant op
2. het is die kant over
3. het is die kant langs
4. het is die kant heen

toma esta calle

1. pak deze weg
2. neem deze weg

la farmacia está al cruzar la calle