4T Examentraining

4T Examentraining
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 135 min

Items in this lesson

4T Examentraining

Slide 1 - Slide

4T Examentraining
Info centraalexamen:
Wat moet je kennen en/of kunnen?
- Je moet de grote lijn van het verhaal kunnen vinden
- Je moet de signaalwoorden kunnen herkennen en weten welke functie deze hebben in de tekst. 
- je moet een groot stuk tekst kunnen scannen en voorbeelden herkennen die de groffe lijn van het verhaal ondersteunen




Slide 2 - Slide

4T Examentraining
Info centraalexamen:
Handige tips:
- De inleiding is heel belangrijk. Daarin kom je te het onderwerp van het verhaal te weten en waar de tekst over gaat
- De laatste alinea is meest een samenvatting van de tekst of de antwoord op een vraag van de inleiding of een conclusie
- je moet een groot stuk tekst kunnen scannen en voorbeelden herkennen die de grove lijn van het verhaal ondersteunen




Slide 3 - Slide

4T Examentraining
Info centraalexamen:

Let op!
- Juist/unjuist vragen zijn meer punten waard,
doe dus deze eerder als de andere opdrachten'
als je in tijdnood bent!




Slide 4 - Slide

Signaal-
woorden

Slide 5 - Slide

Waarom moet je de signaalwoorden kennen voor het lezen van de examenteksten?

Slide 6 - Open question

Noem 3 Duitse signaalwoorden

Slide 7 - Mind map

Slide 9 - Link

ziemlich
deswegen
geeignet sein
also
kaum
im Recht sein
dus
daarom
nauwelijks
gelijk hebben
tamelijk (best wel)
geschikt zijn

Slide 10 - Drag question

trotzdem
da
Voraussetzung
zum Beispiel
wenn
voorwaarde
omdat
bijvoorbeeld
als
toch

Slide 11 - Drag question

wegen
Außerdem
mal
zwar
während
eens
bovendien
wel
terwijl
vanwege

Slide 12 - Drag question

wegen
Außerdem
mal
zwar
während
nach
eens
bovendien
wel
terwijl
vanwege
volgens

Slide 13 - Drag question

Ich habe statt dem Auto doch ein Fahrrad gekauft.
doch = ...
A
echter
B
toch
C
of

Slide 14 - Quiz

1.Er ist ein guter Fussballspieler, aber er spielt auch gut Tennis.
aber= ...
A
echter
B
maar
C
daarom

Slide 15 - Quiz

Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll!
denn = .......
A
want
B
omdat
C
daarom

Slide 16 - Quiz

Ich habe Englisch, und sogar Deutsch!!!
sogar = .........
A
bijvoorbeeld
B
echter
C
zelfs

Slide 17 - Quiz

Er geht nicht mit, weil es regnet.

weil= ....
A
omdat
B
want
C
daarom

Slide 18 - Quiz

Ich habe ...... immer viel verdient.
welk signaalwoord ontbreekt?
A
auch
B
also
C
obwohl
D
schon

Slide 19 - Quiz

Während die Freunde Spaß hatten, hatte der Junge den Unfall.
Während=
A
al
B
hoewel
C
tijdens
D
tegenwoordig

Slide 20 - Quiz

Bisher hat mein Bruder immer gearbeitet.
Bisher =
A
eerst
B
vooral
C
voordat
D
tot nu toe

Slide 21 - Quiz

Es ist verboten zu rauchen im Krankenhaus, auch auf dem Schulhof darf nicht mehr geraucht werden.
auch= ....
A
conclusie
B
hoeveelheid
C
voorbeeld
D
uitbreiding/opsomming

Slide 22 - Quiz

In Utrecht ist viel zu tun, es gibt zum Beispiel viele verschiedene Museen.
zum Beispiel = ....
A
voorbeeld geven
B
vergelijking
C
reden/verklaring
D
uitbreiding/opsomming

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide