HV2 Periode 1, algemeen

HV2 Periode 1
Ziel: Weer even het Duits opfrissen en praktische zaken in orde maken.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

HV2 Periode 1
Ziel: Weer even het Duits opfrissen en praktische zaken in orde maken.

Slide 1 - Slide

Wer bist du?
Ich .....

Mein ......

Slide 2 - Slide

Nenne einige (4) Wörter, die du letztes Jahr gelernt hast!
Code aan klas: qwico

Slide 3 - Mind map

jij bent

Slide 4 - Open question

u bent

Slide 5 - Open question

jullie zijn

Slide 6 - Open question

Wiederholung sein
ich                        bin
du                         bist
er/sie/es/man ist
wir                        sind
ihr                         seid
sie/ Sie               sind
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Ferienbingo
Je mag niet zelf op je blad schrijven. Max. 2 x dezelfde naam.
Ga voor zo veel mogelijk.

Alleen in het Duits telt!

timer
5:00

Slide 8 - Slide

Klassensprache
Welche niederländischen Sätze benutzt du in der Schule?
Notiert sie zu viert auf der Padlet! Versucht sie nachher auf Deutsch zu übersetzen!
Tip: Gebruik S. 8 + 9 uit je boek

https://padlet.com/marbosman/klassensprache-3-havo-7om5hk48u9imi0p1
timer
8:00

Slide 9 - Slide

Wochenplan, classroomcode, nk code
Classroomcode: etuypqa
Neue Kontakte: 08131*
Schrift.

Slide 10 - Slide

Wat vond je vorig jaar moeilijk bij Duits?

Slide 11 - Mind map

Wat wil je dit jaar leren bij Duits?

Slide 12 - Mind map

Ik heb het idee dat ik mijn Duits weer een beetje opgefrist hebt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Ziel
Ich kenne die Formen des Verbes Haben. 

Slide 14 - Slide

ik heb

Slide 15 - Open question

jij hebt

Slide 16 - Open question

jullie hebben

Slide 17 - Open question

Wiederholung haben
ich                        habe
du                         hast
er/sie/es/man hat
wir                        haben
ihr                         habt
sie/ Sie               haben
timer
2:00

Slide 18 - Slide

Ziel:
Ich kenne und verstehe Wörter die mit dem Thema wohnen zu tun haben. 

Slide 19 - Slide

Hoe ga je te werk?
  1. Tekst scannen (plaatjes, titels, opdrachten etc.) > wat weet ik al?
  2. Vragen scannen
  3. Inleiding lezen en nadenken over het thema
  4. Vraag 1 lezen en bijbehorende alinea. 
  5. Stel je zelf tijdens het lezen vragen, koppel aan wat je weet en lees soms terug. Denk ook na over de betekenis van moeilijke woorden.
  6. Markeer de zin waaruit het antwoord blijkt en vergelijk dit met de antwoordopties. Staat iets niet in de tekst > dan fout!
  7. Neem bij een open vraag een stukje zin over. 

Slide 20 - Slide