- Je kent de belangrijkste functie van omgangsvormen en sociale vaardigheden
- Je kunt van enkele positieve eigenschappen de voordelen en mogelijke nadelen noemen
- Je kent de verschillen tussen sociaal en altruïstisch gedrag.
- Je kunt uitleggen waarom je jezelf een nemer, gever of matcher vindt.
- Je hebt inzicht in manieren waarop burgers iets voor elkaar kunnen betekenen.