Paragraaf 6.1 - Produceren maar!

Paragraaf 6.1 - Produceren maar!

Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 6.1 - Produceren maar!

Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt

Slide 1 - Slide

Planning
  • Uitleg paragraaf 6.1
  • Maken opdrachten paragraaf 6.1

  • Als de docent aan het woord is, is iedereen stil
  • Heb je een vraag/wil je iets zeggen? Steek je hand/vinger op 

Slide 2 - Slide

Wat heb je nodig om kleding te kunnen produceren?

Slide 3 - Slide

Productiefactoren (KANO)
Middelen die je nodig hebt om iets te kunnen produceren
  • Kapitaal: Alles waar ondernemers in investeren
  •  bijv. machines, gebouwen en voertuigen
  • Arbeid: menselijke inspanning om te produceren
  • Natuur: grond, regenwater, bossen, grondstoffen
  •  en fossiele brandstoffen (aardolie en aardgas)
  • Ondernemerschap: Winst maken

Slide 4 - Slide

Toegevoegde waarde
Productiefactoren gebruiken om producten te maken en te bewerken
  • Product krijgt meer waarde -> toegevoegde waarde

Slide 5 - Slide

Toegevoegde waarde
Als je een productiefactor levert, krijg je daarvoor een beloning
  • Arbeid -> loon
  • Kapitaal -> rente
     Gebouw -> huur
     Grond -> pacht
  • Ondernemerschap -> winst

Slide 6 - Slide

Van grondstof naar product
Verschillende bedrijven hebben meegewerkt aan een product
  • Alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product
     -> bedrijfskolom
  • Begin: bedrijf die grondstof uit de natuur
  • Eind: detaillist (winkelier die het product verkoopt)
  • Elk bedrijf geeft toegevoegde waarde aan het product

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Mensen of machines?
Vroeger: bedrijven maakten veel met de hand
  • Arbeidsintensief: er wordt meer met
     mensen dan met machines geproduceerd
     bijv. onderwijs en de zorg
  • Kapitaalintensief: er worden meer
     kapitaalgoederen gebruikt
     bijv. productiebedrijven

Slide 9 - Slide

Afschrijving
Machines en andere kapitaal goederen slijten op den duur
  • Tijdens de gebruiksperiode worden ze geleidelijk minder waard
  • Jaarlijkse waardevermindering = afschrijving

  • Afschrijvingskosten per jaar berekenen
     (aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Slide 10 - Slide

Afschrijvingskosten berekenen
Afschrijvingskosten per jaar =
(aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren
Voorbeeld
Stel, een bedrijf koopt een machine voor €20.000. De verwachte restwaarde van de machine na 5 jaar is €2.000. Bereken afschrijvingskosten per jaar.
  • (20.000 - 2.000) : 5 = €3.600

Slide 11 - Slide

Aan de slag!
  • Maken opdrachten paragraaf 6.1
Of
  • Samen opdracht 6 en 10 maken

  • Heb je een vraag? Steek je hand/vinger op!
  • Je werkt alleen of in tweetallen
  • Je ruimt pas op als de bel is gegaan

Slide 12 - Slide

Volgende les
  • Opdrachten paragraaf 6.1 = huiswerk voor volgende les!
  • Uitleg paragraaf 6.2
  • Maken opdrachten paragraaf 6.2

Slide 13 - Slide