2. BEC - Omzet en BTW

Bedrijfseconomie (BEC)
3 onderdelen te bespreken in één periode.
  • Inkopen en IWO
  • Omzet en BTW
  • Kosten soorten/afschrijvingen


Eind periode 1 examen.
Niet halen = vertraging van je studie

1 / 26
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 4

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bedrijfseconomie (BEC)
3 onderdelen te bespreken in één periode.
  • Inkopen en IWO
  • Omzet en BTW
  • Kosten soorten/afschrijvingen


Eind periode 1 examen.
Niet halen = vertraging van je studie

Slide 1 - Slide

Inleiding
Elke les staat van 16:00 tot 17:30 ingepland. We gaan de volledige 90 minuten volmaken (uiteraard wel pauze tussendoor). 

Klein stukje theorie en vervolgens vooral veel opdrachten maken. 

Pen & Papier mee.




Slide 2 - Slide

Vandaag
Nettowinst
Brutowinst
Inkoopprijs
Verkoopprijs
BTW
Afrondingsregels 

Slide 3 - Slide

Oefenvraag

Slide 4 - Slide

Antwoord







Wat is de brutowinst in procenten?

Slide 5 - Slide

Oefenvraag
Je koopt op internet een doos met computer games.
De doos bevat 44 stuks van het spel FIFA.
Je betaalt €976,- voor de hele partij.
Je moet de partij contant afrekenen en zelf ophalen.
Het ophalen kost € 55,- aan brandstof voor de auto van een vriend.
Je verkoopt de spellen op Marktplaats voor en prijs van € 46,- per stuk.
Om de advertenties te promoten brengt dat € 25,- aan kosten met zich mee.

Slide 6 - Slide

Oefevraag

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Omzet en BTW

Omzet en BTW
Bedrijven die goederen en diensten leveren aan afnemers behalen daarmee een omzet.
Omzet is het totaal van alle verkopen. De omzet inclusief BTW noemen we de bruto omzet.
De omzet exclusief BTW noemen we de netto omzet.

Slide 9 - Slide

Afronden van bedragen
  • Bedragen worden altijd afgerond op 2 decimalen nauwkeurig.
  • Als je berekeningen maakt moeten deze foutloos zijn, en op de juiste wijze afgerond.
  • Vooral berekeningen die de klant onder ogen krijgt moeten foutloos zijn.
  • Soms kan het daarbij om een verkeerde afronding gaan, waarbij het verschil slechts 1 cent is.
  • Als een klant jaarlijks 2 miljoen stuks van het artikel bestelt, gaat het om een verschil van € 20.000,-

Slide 10 - Slide

We hanteren de volgende afrondingsregel:
Omdat bij bedragen afgerond wordt op 2 decimalen achter de komma, is de 3e decimaal bepalend voor de afronding.
Alle andere decimalen tellen niet mee voor de afronding.

• Is de 3e decimaal kleiner dan het cijfer 5, dan verandert de 2e decimaal niet
• Is de 3e decimaal het cijfer 5 of hoger, dan rond je de 2e decimaal naar boven af.

Slide 11 - Slide

Oefenopdracht
Een bedrag van € 1.5777,34522, rond je af op €
Een bedrag van € 1.5777,34466, rond je af op €
Een bedrag van € 1.5777,34994, rond je af op €

Slide 12 - Slide

Antwoord
Een bedrag van € 1.5777,34522, rond je af op €1.5777,35
Een bedrag van € 1.5777,34466, rond je af op €1.5777,34
Een bedrag van € 1.5777,34994, rond je af op €1.5777,35

• Is de 3e decimaal kleiner dan het cijfer 5, dan verandert de 2e decimaal niet
• Is de 3e decimaal het cijfer 5 of hoger, dan rond je de 2e decimaal naar boven af.

Slide 13 - Slide

Welke rekenmanieren zijn er om van excl. BTW naar incl. BTW te gaan?

Welke rekenmanieren zijn er om van incl. BTW naar excl. BTW te gaan? 

Slide 14 - Slide





BELANGRIJK: 
INCLUSIEF BTW = 109% OF 121% (afhankelijk van BTW percentage) 
EXCLUSIEF BTW = 100% 

Slide 15 - Slide

Oefenopdracht

Slide 16 - Slide

Antwoord

Slide 17 - Slide

Oefenopdracht

Slide 18 - Slide

Antwoord

Slide 19 - Slide

Oefenopdracht

Slide 20 - Slide

Antwoord

Slide 21 - Slide

Oefenopdracht

Slide 22 - Slide

Antwoord

Slide 23 - Slide

Oefenopdracht

Slide 24 - Slide

Antwoord

Slide 25 - Slide

Einde les
Zijn er nog vragen over deze stof?

Slide 26 - Slide