Ik kan ...
8. de voorzetsels à en de met een lidwoord correct gebruiken
5. van leesteksten over vrije tijd/ sport de belangrijkste informatie benoemen
SO:
7. het bijvoeglijk naamwoord correct gebruiken qua vorm en plaats. Ik herken de onregelmatige vormen
6. de werkwoorden op -er, -ir en -re correct gebruiken in de présent en de passé composé