Donderdag 30 januari 2025

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Donderdag 30 januari 2025

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Stillezen
Je pakt je leesboek voor je en we gaan klassikaal lezen. 





Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Programma
- Lezen
10 min
- Terugblik vorige les
10 min
- Huiswerk bespreken 
10 min
- "Hoofdzaak en bijzaak"
15 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
5 min

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Terugblik vorige les
De wortels van onze taal


OUDNEDERLANDS
MIDDELNEDERLANDS
NIEUWNEDERLANDS
TAALFAMILIE

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Taalfamilies zijn
A
talen die op elkaar lijken
B
talen die je alleen met je familie spreekt
C
talen met de meeste sprekers
D
talen die samen een nieuwe taal vormen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Tot welke taalfamilie behoort Nederlands?
A
Slavische talen
B
Germaanse talen
C
Romaanse talen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Je moedertaal is:
A
De taal die je altijd met je moeder spreekt.
B
De taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte.
C
De tweede taal die je leerde.
D
Hetzelfde als je vadertaal.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel jaar gaat de geschiedenis van taal ongeveer terug?
A
1000 jaar
B
1250 jaar
C
1500 jaar
D
2000 jaar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

3 PERIODEN
OUDNEDERLANDS > PERIODE 500 - 1200

MIDDELNEDERLANDS > 1200 - 1500

NIEUWNEDERLANDS > 1500 - NU


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

We hebben het over overeenkomsten en verschillen.
Wat zijn overeenkomsten?
A
Iets dat hetzelfde is.
B
Iets dat anders is.
C
Iets dat je doet.
D
Iets dat je weet.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Het gebod
A
het mag niet
B
iets uit de krant
C
iets wat je moet doen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het woord:
'minimaal'
A
flink en sterk zijn
B
minstens, niet minder dan
C
precies
D
je kwaad maken

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is sidderen?
A
van angst beven
B
van de zenuwen lachen
C
van schrik weglopen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorouder?
A
je opa of oma
B
de eerste mens
C
een soort waar één of meerdere soorten uit zijn ontstaan

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

voortdurend =
A
zonder hulp
B
ontspannen
C
de hele tijd, altijd
D
werkelijkheid worden, echt gebeuren

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent: uitbreiden ?
A
er komt iets bij
B
zoals iets gewoonlijk gebeurt
C
echt, wettig, goedgekeurd
D
duidelijk maken

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Link

This item has no instructions

Huiswerk
Hoofdstuk 1 De wortels van onze taal
Bladzijde 50 t/m 53
Opdracht 3 t/m 10

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 3



Geschiedenis van het Nederlands

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat een hoofdzaak en een bijzaak zijn
  • Je kan in een tekst hoofdzaken en bijzaken van elkaar onderscheiden
  • Je kan uitleggen waarom iets een hoofdzaak of een bijzaak is

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat noteer je als je aantekeningen maakt?

Slide 23 - Mind map

- Onderwerp / deelonderwerpen
- Hoofdzaken, in steekwoorden
- Verbanden met pijlen, nummers, streepjes
- Gebruik afkortingen die je kent
Wat zijn hoofdzaken?
A
Hetzelfde als het onderwerp van de tekst.
B
De belangrijkste zaken.
C
De minder belangrijke zaken.
D
De informatie uit de inleiding en het slot.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.
Bijzaken kunnen zijn:
A
voorbeelden
B
belangrijke informatie
C
details
D
uitleg

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een samenvatting?
A
Een korte tekst
B
Een belangrijke tekst
C
Een interessante tekst.
D
Het belangrijkste van een tekst.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Slide 27 - Link

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Lees
Opdracht 1 en 2
Maak
Opdracht 1 en 2
Tijd
5 minuten
Eerder klaar?
Lees de theorie op blz 55 alvast door. 

Slide 28 - Slide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.

Hoofdzaak en bijzaak
Niet alle informatie in een tekst is even belangrijk!

De belangrijkste informatie noem je hoofdzaken.

Minder belangrijke informatie noem je bijzaken. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzaken
  • zijn vaak feiten, jaartallen of eigenschappen van het onderwerp

  • staan meestal aan het begin of aan het eind van een tekst of alinea

  • kun je niet weglaten

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Bijzaken
  • zijn vaak voorbeelden en extra uitleg

  • maken de tekst duidelijker of leuker

  • kun je weglaten


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werken
Lees
Theorie op bladzijde 55 en 56
Maak
Opdracht 3 t/m 17
Tijd
Max 30 minuten
Eerder klaar?
Ga verder met jouw fictiedossier.
Grijze woorden bladzijde 57 lezen (woordenschat)
Dus geen spelletje!
Wat mag verder
Muziek luisteren ( wel met oortjes in),
overleggen op fluisterniveau, vragen stellen

Slide 37 - Slide

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.

Slide 38 - Link

This item has no instructions