What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3.1 - Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
GRAMMATICA EN SPELLING
H3 - WERKWOORDSPELLING
3.1
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
GRAMMATICA EN SPELLING
H3 - WERKWOORDSPELLING
3.1
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Slide 1 - Slide
Lesplanning
Planning periode 4 bespreken
Opfrissen theorie Woordsoorten - Werkwoorden
Theorie Gram 3.1 - Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Slide
Periode 4
- Ontleden
- Persoonsvorm tegenwoordige tijd
- Persoonsvorm verleden tijd
- Voltooid deelwoord
In de toetsweek van periode 4 is een
korte toets.
Volgend schooljaar gaan we verder,
dan wordt afgesloten met een uitgebreide
toets.
Slide 3 - Slide
Woordsoorten - werkwoorden
Er zijn vier soorten werkwoorden
1) Persoonsvorm - geeft aan welke vorm het onderwerp heeft. Een zin heeft
altijd
een PV
2) Infinitief (hele werkwoord)
3) Voltooid deelwoord - geeft aan dat iets al is gebeurd.
4) Tegenwoordig deelwoord - gebeurt tegelijk met iets anders
Slide 4 - Slide
Infinitief
Voltooid deelwoord
Tegenwoordig deelwoord
Persoons-
vorm
Dit heeft een zin altijd!
Dit is het hele werkwoord
Geeft aan dat iets al is gebeurd.
Geeft aan dat het tegelijk met iets anders gebeurt,
Slide 5 - Drag question
1. Persoonsvorm
De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord dat wordt bepaald door het onderwerp van de zin.
Een zin heeft
altijd
een persoonsvorm!
Je kunt de
persoonsvorm
op 3 manieren vinden:
Tijdsproef
Getalsproef
Zin vragend maken
Slide 6 - Slide
1. Persoonsvorm
Tijdsproef
: Verander de zin van tijd
Hij
loopt
vandaag naar school - Hij
liep
vandaag naar school
Getalsproef
: Verander in de zin meervoud/enkelvoud
Hij
loopt
vandaag naar school - Wij
lopen
vandaag naar school
Zin vragend maken:
Verander de zin in een vraagzin
Hij
loopt
vandaag naar school -
Loopt
hij vandaag naar school?
Slide 7 - Slide
DRIE VRAGEN
4 vragen over de persoonsvorm
Slide 8 - Slide
Op welke 3 manieren kun je de persoonsvorm vinden?
Slide 9 - Open question
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Zij gaat morgen met de fiets naar school.
Slide 10 - Open question
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Morgen moeten de jongens na school werken.
Slide 11 - Open question
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Heeft de docent dit goed uitgelegd?
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Persoonsvorm
Tegenwoordige tijd
Slide 15 - Slide
Denk je erom dat je die brief voor 15 februari ...(beantwoorden)
A
beantwoort
B
beantwoord
C
beantwoorden
D
beantwoordt
Slide 16 - Quiz
(Rijden).... je morgen met mee naar Amsterdam?
A
Rijdt
B
Rijd
C
Rijt
D
Rijden
Slide 17 - Quiz
De lucht (worden) helemaal zwart; volgens mij komt er onweer.
A
worden
B
wort
C
wordt
D
word
Slide 18 - Quiz
Wat hier vandaag (gebeuren), is hier nooit eerder gebeurd.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeuren
D
gebeuren
Slide 19 - Quiz
Ik kan niet begrijpen waarom ik maar geen nieuwe baan (vinden)
A
vind
B
vindt
C
vint
D
vinden
Slide 20 - Quiz
Terwijl ik de aardappels schil, (snijden) de chef-kok dunne reepjes courgette.
A
snijd
B
snijdt
C
snijt
D
snijden
Slide 21 - Quiz
www.cambiumned.nl
Slide 22 - Link
Autocorrectie
Vergeet niet:
autocorrectie ziet veel maar herkent (nog) niet de juiste persoonsvorm.
'Vindt je' vindt autocorrectie dus niet verkeerd.
Slide 23 - Slide
Zinsontleding
Persoonsvorm
: Maak de zin vragend, getalsproef, tijdsproef
Werkwoordelijk gezegde
: Alle werkwoorden uit de zin
Onderwerp
: Wie/wat + gezegde
Lijdend voorwerp
: Wie/wat + onderwerp + gezegde
Meewerkend voorwerp
: Aan wie of Voor wie + onderwerp + gezegde (+ lijdend voorwerp)
Bijwoordelijke bepaling
: Tijd, plaats, richting, reden, hoeveelheid. Geeft antwoord op de vragen wanneer, waar, waarheen, waarom, hoe, hoeveel.
Slide 24 - Slide
Aan de slag
De antwoorden van de vragen van vorige week kun je bij mij afhalen.
Slide 25 - Slide
Aan de slag
Maak voor deze week in NU Nederlands
Grammatica 3.1 - Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Opdracht 1 en 2
Maak ook weer een oefenexamen Lezen en Luisteren 3F
TOT VOLGENDE WEEK!
Slide 26 - Slide
More lessons like this
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Lesson with
44 slides
Taal
Primary Education
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
February 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
May 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
PW - 3.1 - Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
May 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
April 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
1.1 - Werkwoorden
May 2021
- Lesson with
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
les 1 + 2 ; kennismaking werkwoordspelling + pv tt
August 2022
- Lesson with
31 slides
Zinsontleding 3F
February 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 3