This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Anatomie
Zintuigstelsel
Periode 2
Week 6
LOEP Basiszorg
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
De student kan:
Uitleggen wat zintuigcellen zijn.
Vijf algemene kenmerken van de zintuigcellen benoemen en uitleggen wat deze inhouden.
De indeling van zintuigcellen benoemen en uitleggen op basis van herkomst en op basis van het soort prikkel.
De bouw, functie en werking van de volgende organen die te maken hebben met de zintuigen benoemen en in eigen woorden uitleggen: neus, tong, oog, oor en huid en kan daarbij de Nederlandse benaming benoemen en de Latijnse benaming herkennen.
Slide 2 - Slide
Zintuigcellen
Een zintuigcel (sensor) is een cel die gevoelig is voor een prikkel. De prikkel is een veranderde omstandigheid in de omgeving van de zintuigcel. Vaak wordt een zintuigcel ook aangeduid met de term receptor (ontvanger)
Slide 3 - Slide
timer
2:00
Noem 5 prikkels van buitenaf die je kan waarnemen met je zintuigcellen
Slide 4 - Mind map
timer
2:00
Noem 5 prikkels van binnen uit je lichaam die je kan waarnemen met je zintuigcellen
Slide 5 - Mind map
Kenmerken van zintuigcellen
Wat houden deze 5 algemene kenmerken van de zintuigcellen in?
het soort prikkel (chemoreceptoren, mechanoreceptoren, thermoreceptoren, fotoreceptoren, pijnreceptoren)
--> sleepvragen
Slide 9 - Slide
Exteroceptoren
Interoceptoren
Proprioceptoren
Exteroceptoren
Interoceptoren
Proprioceptoren
vangen prikkels op van buiten het lichaam
liggen aan de buitenkant van het lichaam, op de grens met de buitenwereld
vangen prikkels op uit de inwendige organen
liggen in de wand van holle organen
registreren informatie over de stand (= houding) en de standsverandering (= beweging) van lichaamsdelen
liggen in de spieren, pezen, gewrichten en het evenwichtsorgaan
Slide 10 - Drag question
Indeling naar herkomst
Slide 11 - Slide
Chemo-
receptoren
Mechano-
receptoren
Thermo-
receptoren
Foto-
receptoren
Pijn-
receptoren
gevoelig voor bijv. reukstoffen, smaakstoffen, koolstofdioxide, osmotische waarde, zuren
Voorbeelden: reukzintuigcellen in de neus, smaakzintuigcellen in de tong
gevoelig voor prikkels zoals druk, trilling, vloeistofbeweging en trekspanning
Voorbeelden: tastreceptoren en drukreceptoren in de huid, zintuig- cellen in het oor, proprioceptoren in de spieren
gevoelig voor temperatuur- veranderingen in de directe omgeving
Voorbeelden: zintuigcellen in de huid en de hypo- thalamus die een belangrijke rol spelen bij de temperatuur- regulatie
gevoelig voor licht
Voorbeelden: lichtzintuigcellen in het oog
gevoelig voor: (dreigende) schade.
worden geprikkeld als ze zelf beschadigd dreigen te worden
Voorbeelden: liggen overal in het lichaam, bijvoorbeeld in de huid, in de wanden van bloedvaten, in het botvlies, in de gewrichten
Slide 12 - Drag question
Slide 13 - Slide
Zintuigen
De mens heeft 5 zintuigen:
Slide 14 - Slide
Quiz
Er volgen nu een aantal quizvragen over de bouw, functie en werking van de zintuigen.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden
Slide 15 - Slide
Welk onderdeel van het oog wordt in het plaatje aangeduid met het cijfer 1?
A
pupil
B
lens
C
iris
D
hoornvlies
Slide 16 - Quiz
Welk deel van het oog wordt in het plaatje aangeduid met het cijfer 8?
A
hoornvlies
B
netvlies
C
vaatvlies
D
gele vlek
Slide 17 - Quiz
Met welke zintuigcellen in het oog zie je kleur en waar liggen deze? cellen?
A
met de staafjes, deze liggen met name in het centrum van het netvlies
B
met de kegeltjes, deze liggen met name in het centrum van het netvlies
C
met de staafjes, deze liggen het meest aan de buitenranden van het netvlies
D
met de kegeltjes, deze liggen het meest aan de buitenranden van het netvlies
Slide 18 - Quiz
Wat is de blinde vlek?
A
Het is de plaats waar de oogzenuw met het netvlies verbonden is
B
Het is de plaats waar de meeste kegeltjes in het netvlies liggen
C
Het is de plaats waar de meeste staafjes in het netvlies liggen
D
Het is de plaats waar het licht het oog binnenvalt
Slide 19 - Quiz
Het doel van de pupilreflex is het regelen van de hoeveelheid licht die in het oog valt. Wat gebeurt er met je pupil als je vanuit het donker een verlichte kamer binnenstapt?
A
de pupil wordt groter
B
de pupil wordt kleiner
Slide 20 - Quiz
Welk deel van het oor is in de afbeelding aangeduid met het cijfer 1?
A
de gehoorgang
B
het trommelvlies
C
het slakkenhuis
D
de stijgbeugel
Slide 21 - Quiz
Wat is de functie van het onderdeel dat in het plaatje met het cijfer 8 is aangeduid?
A
doorgeven van geluidstrillingen aan de gehoorbeentjes
B
doorgeven va de geluidsprikkel richting de hersenen
C
omzetten van geluidstrillingen in prikkels/impulsen
D
zorgen dat de luchtdruk binnen en buiten het oor gelijk blijft
Slide 22 - Quiz
Wat is de functie van de gehoorbeentjes?
A
doorgeven van geluidstrillingen vanuit de gehoorgang aan het trommelvlies
B
omzetten van geluidstrillingen in een elektrische impuls
C
doorgeven van geluidstrillingen vanuit het trommelvlies aan het slakkenhuis
D
doorgeven van geluidstrillingen vanuit het slakkenhuis aan de gehoorzenuw
Slide 23 - Quiz
Waar bevinden zich de gehoorsteentjes?
A
in het slakkenhuis
B
in de trommelholte
C
in het evenwichtsorgaan
D
in de gehoorzenuw
Slide 24 - Quiz
Wat is de functie van de N. Lingualis?
A
doorgeven van prikkels van de smaakzintuigcellen naar de hersenen
B
doorgeven van prikkels van de reukzintuigcellen naar de hersenen
C
doorgeven van prikkels van de oogzintuigcellen naar de hersenen
D
doorgeven van informatie over de stand van het lichaam naar de hersenen
Slide 25 - Quiz
Wat is de functie van de smaakpapil?
A
prikkels doorgeven aan de tongzenuw
B
beschermen van de smaakzintuigcellen
C
prikkels doorgeven richting de hersenen
D
beschermen van de tongzenuw
Slide 26 - Quiz
Welk type zenuwcellen zorgen er in de neus voor dat je kan ruiken?
A
thermoreceptoren
B
chemoreceptoren
C
mechanoreceptoren
D
fotoreceptoren
Slide 27 - Quiz
De prikkels vanuit de reukzintuigcellen worden naar de hersenen gestuurd via de:
A
N. Olfactorius
B
N. Lingualis
C
N. Opticus
D
N. Cochlearis
Slide 28 - Quiz
In de huid liggen de meeste zintuigcellen in:
A
de opperhuid
B
de lederhuid
C
het onderhuids bindweefsel
Slide 29 - Quiz
In de huid liggen zowel thermoreceptoren, mechanoreceptoren, pijnreceptoren en fotoreceptoren
A
waar
B
niet waar
Slide 30 - Quiz
Vragen over het oog?
Bouw
Functie
Werking
Slide 31 - Slide
Vragen over het oor?
Bouw
Functie
Werking
Slide 32 - Slide
Vragen over de neus?
Bouw
Functie
Werking
Slide 33 - Slide
Vragen over de tong?
Bouw
Functie
Werking
Slide 34 - Slide
Vragen over de huid?
Bouw
Functie
Werking
Slide 35 - Slide
Aan de slag / huiswerk
Werk de leerdoelen van week 6 uit
Gebruik hierbij de ingesproken PowerPoint (college Zintuigen) en onderstaande module uit ExpertCollege: