5.1 - Het skelet van de mens

Thema 5 
stevigheid en beweging
werkboek B 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Thema 5 
stevigheid en beweging
werkboek B 

Slide 1 - Slide

BS 1 Het skelet van de mens

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
* Je kunt de botten benoemen in een afbeelding van het skelet.
* Je kunt de functies van het skelet noemen. 
* Je kunt pijpbeenderen en platte beenderen onderscheiden 
    en kenmerken ervan noemen.

Slide 3 - Slide

Welke functie van het skelet wordt hier omschreven: Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
A
Stevigheid
B
Vorm
C
Beschermen
D
Bewegen

Slide 4 - Quiz

Het skelet is een ...
A
organisme
B
orgaanstelsel
C
orgaan
D
cel

Slide 5 - Quiz

Hoe komt het dat het skelet van een baby zo flexibel is?
Het skelet bestaat voornamelijk uit
A
Kraakbeen
B
Been
C
Kalk
D
Kalk en lijmstof

Slide 6 - Quiz

Uit hoeveel botten bestaat het skelet van een volwassene?
A
106
B
206
C
176
D
236

Slide 7 - Quiz

Skelet van de mens
De mens heeft een inwendig skelet/ geraamte (zoals alle gewervelde 
 dieren) 
Het bestaat uit een hoofd, romp en ledematen (armen en benen).
We hebben meer dan 200 botten/beenderen



Slide 8 - Slide

Skelet van de mens
* De botten van het hoofd vormen samen de 
   schedel.
* De borstwervels, de ribben en het borstbeen 
   vormen samen de borstkas.
* De schouderbladen en de sleutelbeenderen 
   vormen samen de schouders 
   (schoudergordel).
* De heupbeenderen vormen het bekken 
   (bekkengordel).

Slide 9 - Slide

Functies van het skelet
Het skelet heeft 4 functies:

  • Het geeft stevigheid aan je lichaam.
  • Het geeft vorm aan je lichaam.
  • Het geeft bescherming aan tere organen. Je ribben beschermen   bijvoorbeeld longen en je hart
  • Het maakt beweging mogelijk. Veel botten zijn beweeglijk verbonden.     Spieren zitten aan de botten vast.

Slide 10 - Slide

Typen botten
Het skelet heeft 2 typen botten: Pijpbeenderen en platte beenderen. 

Pijpbeenderen: Zijn langwerpig en komen vooral voor in de ledematen
De koppen van de beenderen zijn gevuld met rood beenmerg , waar rode bloedcellen aanmaakt worden.
Het midden van het bot, de mergholte, is gevuld met geel beenmerg , waar vet in opgeslagen zit.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Typen botten
Platte beenderen: Komen vooral voor in de schedel en de romp
Bijv. Schedelbeenderen, ribben en schouderbladen. 
Platte beenderen bevatten alleen rood beenmerg.

Slide 13 - Slide

Rode beenmerg
Bevat bloedstamcellen
deze stamcellen zijn een soort bloedproductiefabrieken. 
Uit de stamcellen in je rode beenmerg ontstaan alle verschillende soorten bloedcellen zoals: bloedplaatjes, witte bloedcellen en rode bloedcellen.

Slide 14 - Slide

Wat wordt er beschermd door onze borstkas?
A
Maag en nieren
B
Hart en longen
C
Hersenen
D
Darmen en maag

Slide 15 - Quiz

Voorbeelden van platte beenderen zijn:
A
Schouderbladen
B
Ribben
C
Schedelbeenderen

Slide 16 - Quiz

Rood beenmerg, geel beenmerg en de mergholte komen voor in welke soorten beenderen?
A
Alleen bij pijpbeenderen
B
Alleen bij platte beenderen
C
In beide beenderen

Slide 17 - Quiz

Wat wordt er gevormd in rood beenmerg?
A
bloed
B
botweefsel
C
bloedcellen
D
vocht

Slide 18 - Quiz

Wat zit er in pijpbeenderen ?
A
Geel beenmerg
B
Rood beenmerg
C
Zowel rood als geel beenmerg

Slide 19 - Quiz

Wat zit er in platte beenderen ?
A
Geel beenmerg
B
Rood beenmerg
C
Geel en rood beenmerg

Slide 20 - Quiz


Uit welke delen bestaat de borstkas?
A
borstwervels, ribben, borstbeen, hart, longen
B
borstwervels, ribben, borstbeen, hart
C
borstwervels, ribben, borstbeen
D
borstwervels, ribben, borstbeen, hart, longen en maag en lever

Slide 21 - Quiz

In de afbeelding zie je een schematische tekening van het
skelet van de mens. Een aantal botten is genummerd.

Wat is aangegeven met nummer 18?

A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Heiligbeen
D
Lendewervels

Slide 22 - Quiz


Je ziet een gedeelte van het skelet van de mens.
Wat stellen de nummers 3 en 6 voor?
A
3 = spaakbeen 6 = middenhandsbeentjes
B
3 = ellepijp 6 = handwortelbeentjes
C
3 = spaakbeen 10 = handwortelbeentjes
D
3 = ellepijp 10 = middenhandsbeentjes

Slide 23 - Quiz

Je ziet een gedeelte van het skelet van de mens.
Wat stellen de nummers 8 en 10 voor?
A
8 = spaakbeen 10 = middenhandsbeentjes
B
8 = spaakbeen 10 = handwortelbeentjes
C
8 = ellepijp 10 = middenhandsbeentjes
D
8 = ellepijp 10 = handwortelbeentjes

Slide 24 - Quiz

Aan de slag!
Aan de slag met Thema 5, Basisstof 1
- Tekst zelfstandig doorlezen 
- Maken: opdrachten 1 t/m 6
- Maken: Online test jezelf 5.1

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video