3G Latijn SPQR Les 29 deel 3

SPQR Les 29 deel 3
de toekomst van ... eh ... in het Latijn
1 / 33
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

SPQR Les 29 deel 3
de toekomst van ... eh ... in het Latijn

Slide 1 - Slide

Een infinitivus praesens in de ACI vertaal je ...
A
altijd als praesens
B
altijd als verleden tijd
C
als praesens of v.t.
D
gelijktijdig met PV

Slide 2 - Quiz

bo
bis
bit
bimus
bitis
bunt
futurum > "zullen"
futurum exactum > "zullen hebben / zijn + voltooid deelwoord"

Slide 3 - Slide

Let op als de uitgang een -e- bevat! Je moet dan goed be-denken bij welke stam het werkwoord hoort!

Slide 4 - Slide

delebis
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
imperfectum

Slide 5 - Quiz

expugnabant
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
imperfectum

Slide 6 - Quiz

expugnabunt
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
imperfectum

Slide 7 - Quiz

eritis
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 8 - Quiz

terruerit
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 9 - Quiz

terruerat
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 10 - Quiz

auditis
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 11 - Quiz

audietis
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 12 - Quiz

scribis
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
imperfectum

Slide 13 - Quiz

expugnaverunt
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 14 - Quiz

expugnaverint
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 15 - Quiz

expugnaverant
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 16 - Quiz

fueritis
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 17 - Quiz

vincet
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 18 - Quiz

vincit
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 19 - Quiz

vicit
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 20 - Quiz

ero
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
imperfectum

Slide 21 - Quiz

audiam
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 22 - Quiz

discet
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 23 - Quiz

viceris
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 24 - Quiz

viceras
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 25 - Quiz

permittemus
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
praesens

Slide 26 - Quiz

erant
A
futurum
B
futurum exactum
C
imperfectum
D
plusquamperfectum

Slide 27 - Quiz

erunt
A
futurum
B
futurum exactum
C
imperfectum
D
perfectum

Slide 28 - Quiz

Vertaal: Parentes nocte non dormient, donec tandem filius domum venerit.

Slide 29 - Open question

Vertaal: Cum dux signum dederit, pugna incipiet.

Slide 30 - Open question


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 31 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 32 - Open question

Bestudeer & leer

senator, senatores = senator
mare, maria = zee
mari = abl. van mare
expugnare = veroveren 
divitiae mv = rijkdom 
perdere = vernietigen
permittere = toelaten, toestaan
(EN to permitt)
copiae mv = troepen
collegi = pf van colligere
colligere = verzamelen
(EN to collect)
animus = geest, aandacht
abii = pf van abire
abire = weggaan
de woorden van Les 29
odisse pf = haten
(komt net als novisse en memenisse alleen voor in perf. > praesens vertalen!)
ars, artes = vaardigheid, kunst
militaris, -e = van de soldaat, militair
(bvnw)
didici = pf van discere
(NL didactiek)
discere (a/ab + abl.) = leren (van)
patria = vaderland
(niet verwarren met pater = vader)
ara = altaar
iurare (per + acc.) = zweren (bij)
colere = 1 verzorgen
2 bebouwen 3 vereren 
umquam = ooit 
fregi = pf van frangere
frangere = breken (NL fragiel)

Slide 33 - Slide