NvJ - Dag 3
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsHoger onderwijs
This lesson contains 18 slides, with text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
https:
Slide 3 - Link
https:
Slide 4 - Link
Hoe verplaats jij je in Brussel?
- Ik neem de ...
- Ik rijd met de ...
Slide 5 - Slide
Heb je al ooit met een elektrische fiets, elektrische step of monowheel gereden?
Slide 6 - Slide
https:
Slide 7 - Link
Veel Belgen rijden nog te snel
> Waar zal het artikel over gaan?
Slide 8 - Slide
Opdracht 3
- Lees het artikel.
- Noteer nieuwe woordenschat.
- Ieder bereidt een deel van het artikel voor om te vertellen: auto, trein/tram/bus, elektrisch
Slide 9 - Slide
TIP om talen te leren
Plan je oefentraject:
Je wil Nederlands oefenen. Maar hoe zorg je ervoor dat je gemotiveerd blijft en niet opgeeft na enkele weken?
Stap 1: Denk na over je doelen. Waarom wil je de andere taal leren ?
Slide 10 - Slide
Waarom wil je de andere taal leren ? Wat is moeilijk voor jou?
Wat wil je verbeteren?
durven praten
meer praten
woordenschat uitbreiden
grammatica oefenen
uitspraak oefenen
lezen
luisteren
schrijven
telefoneren
…
Slide 11 - Slide
NAMIDDAG
Slide 12 - Slide
Elektrische steps zijn levensgevaarlijk.
Wat vind jij? - Ik ben het eens. / Dat vind ik ook.
- Ik ben het niet eens. / Dat vind ik niet.
- Dat hangt ervan af.
- Dat vind ik schandalig!
- Dat vind ik een goed idee.
- Dat weet ik niet.
- Ja, misschien, maar …
Slide 13 - Slide
Het openbaar vervoer zou gratis moeten zijn.
Wat vind jij? - Ik ben het eens. / Dat vind ik ook.
- Ik ben het niet eens. / Dat vind ik niet.
- Dat hangt ervan af.
- Dat vind ik schandalig!
- Dat vind ik een goed idee.
- Dat weet ik niet.
- Ja, misschien, maar …
Slide 14 - Slide
In de stad hebben auto’s voorrang.
Wat vind jij? - Ik ben het eens. / Dat vind ik ook.
- Ik ben het niet eens. / Dat vind ik niet.
- Dat hangt ervan af.
- Dat vind ik schandalig!
- Dat vind ik een goed idee.
- Dat weet ik niet.
- Ja, misschien, maar …
Slide 15 - Slide
Mensen die te snel rijden moeten een verkeerscursus volgen.
Wat vind jij? - Ik ben het eens. / Dat vind ik ook.
- Ik ben het niet eens. / Dat vind ik niet.
- Dat hangt ervan af.
- Dat vind ik schandalig!
- Dat vind ik een goed idee.
- Dat weet ik niet.
- Ja, misschien, maar …
Slide 16 - Slide
Kort en simpel
Probeer uit te leggen over welk woord het gaat.
Het beste is dat de anderen het zo snel mogelijk kunnen raden.
