Werkwoordspelling les 7: onvoltooid deelwoord en infinitief

Nederlands G3 - P1 2022/2023
Werkwoordspelling 
les 6


1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands G3 - P1 2022/2023
Werkwoordspelling 
les 6


Slide 1 - Slide

Terugblik

Wat hebben we tot nu toe geleerd? 
Op de juiste manier vervoegen van...
PVTT, PVTT, VDW, VDW als BN


Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...
... ken je de regels voor de spelling van het onvoltooid deelwoord en de infinitief.

... weet je hoe je de werkwoorden in een zin kunt benoemen (stappenplan werkwoorden benoemen). 
... kun je de werkwoorden in een zin benoemen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Nadat we een glas cola gedronken hadden, aanvaardden we de terugtocht.

gedronken =
hadden =
aanvaardden =

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Infinitief of voltooid deelwoord?

gebukt
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Infinitief of voltooid deelwoord?

twijfelen
A
infinitief
B
voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Welk werkwoord in de deze zin is een infinitief?

Zonder onze fietsen kunnen we niet school.
A
fietsen
B
er is geen infinitief
C
kunnen

Slide 12 - Quiz

Wat is de infinitief in de deze zin?
De gebraden kippen zijn erg lekker geworden.
A
gebraden
B
er is geen infinitief
C
zijn

Slide 13 - Quiz

We hebben bij dat reisbureau informatie gekregen.
'hebben' is ...
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Damian heeft kaartjes voor de film gereserveerd.
'gereserveerd' is ...

A
Persoonsvorm
B
Infinitief
C
Voltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.

Slide 16 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza?
B
Houd je van pizza?

Slide 17 - Quiz

Opdracht onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een onvoltooid deelwoord.


Slide 18 - Slide

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

1. Niets ... ging hij op pad. (vermoeden)

Slide 19 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

2. ... gingen ze naar huis. (strompelen)

Slide 20 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

3. Hij vertrok, nog over zichzelf ... . (nadenken)

Slide 21 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

4. ... smeekte hij om genade. (kermen)

Slide 22 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

5. ... van blijdschap, kwam hij naar me toe. (huppelen)

Slide 23 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

6. Ik vind het ... . (storen)

Slide 24 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

7. ... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn. (terugkijken)

Slide 25 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

8. Hij bereikte al ... de kust van Engeland. (zwemmen)

Slide 26 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

9. ... aan een tak, riep hij om hulp. (hangen)

Slide 27 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

10. ... water heeft een temperatuur van 100 graden. (koken)

Slide 28 - Open question

Opdracht voltooid deelwoord en onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord.


Slide 29 - Slide

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
1. De leerlingen liepen al ... door de gangen. (babbelen)

Slide 30 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
2. Ik liep ... van de kou naar huis. (rillen)

Slide 31 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
3. Het bedrijf werd ... . (reorganiseren)

Slide 32 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
4. De kinderen kwamen ... binnen. (fluisteren)

Slide 33 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
5. ... bereikten ze hun hotel. (fietsen)

Slide 34 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
6. Wanneer zijn jullie eigenlijk ... ? (verhuizen)

Slide 35 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
7. Ik was echt ... ,toen je dat zei. (verbazen)

Slide 36 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
8. Na de hete middag, was het gras in onze tuin volledig ... . (verschroeien)

Slide 37 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
9. ... vertrokken de kinderen op ski-vakantie. (zwaaien)

Slide 38 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
10. Nadat het ... had, begon de zon weer te schijnen. (regenen)

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Slide