Terugblik infecties

Terugblik infecties
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Terugblik infecties

Slide 1 - Slide

Wat weet je over M.O.

Slide 2 - Mind map

Wat zijn micro-organismen?
A
Kleine organismen die geen infecties kunnen veroorzaken.
B
Grote organismen die geen infecties kunnen veroorzaken.
C
Grote organismen die infecties kunnen veroorzaken.
D
Kleine organismen die infecties kunnen veroorzaken.

Slide 3 - Quiz

Waarom is het belangrijk om antibiotica op de juiste manier te gebruiken?
A
Om de werking van andere medicijnen te verbeteren.
B
Om de bijwerkingen te minimaliseren.
C
Om de groei van bacteriën te stimuleren.
D
Om resistentie te voorkomen.

Slide 4 - Quiz

Wat zijn antibiotica?
A
Medicijnen die bacteriën doden of de groei ervan remmen.
B
Medicijnen die schimmels doden of de groei ervan remmen.
C
Medicijnen die parasieten doden of de groei ervan remmen.
D
Medicijnen die virussen doden of de groei ervan remmen.

Slide 5 - Quiz

Wat zijn belangrijke aspecten van consultvoering?
A
Goed luisteren naar de patiënt
B
Duidelijk uitleggen over medicatiegebruik
C
Het voorschrijven van medicijnen
D
Het geven van medisch advies

Slide 6 - Quiz

Wat is consultvoering in de apotheek?
A
Een operatie in een apotheek
B
Een nieuwe medicijnsoort
C
Een gesprek tussen apotheker en patiënt
D
Een wetenschappelijk onderzoek

Slide 7 - Quiz

Wat is het doel van consultvoering?
A
Het verkopen van meer medicijnen
B
Het verminderen van het aantal patiënten in de apotheek
C
Het promoten van een bepaald merk medicijn
D
Het optimaliseren van het gebruik van medicijnen

Slide 8 - Quiz

Wat zijn belangrijke vaardigheden voor een apothekerassistente tijdens consultvoering?
A
structuur en specifieke vragen stellen
B
vriendelijkheid en luisteren
C
kennis en beroepshouding
D
Communicatie en empathie

Slide 9 - Quiz

Wat is de meest voorkomende bijwerking van antibiotica?
A
Hoofdpijn
B
Droge mond
C
Diarree
D
Slaperigheid

Slide 10 - Quiz

Wat is het verschil tussen bacteriën en virussen?
A
Bacteriën zijn levende organismen, virussen niet
B
Bacteriën zijn kleiner dan virussen
C
Bacteriën zijn een soort virus
D
Virussen zijn alleen te behandelen met antibiotica

Slide 11 - Quiz

Welke geneesmiddelen worden gebruikt voor de behandeling van infecties?
A
Antivirale middelen
B
Antihistaminica
C
Antibiotica
D
Antimycotica

Slide 12 - Quiz

Welk geneesmiddelgroepen worden worden gebruikt bij infectie ziekten?
A
penicillinen
B
tetracyclinen
C
aminoglycosiden
D
anti-histaminica

Slide 13 - Quiz

Juist of onjuist
Amoxicilline is een breedspectrum anti bioticum
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz