2Ha - woordenschat les 6 (+ spelling)

Nederlands 
Welkom 2Ha!

Pak je leesboek.




1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 
Welkom 2Ha!

Pak je leesboek.




Slide 1 - Slide

Wat staat er op de planning?

Slide 2 - Slide

Wat staat er op de planning?

Slide 3 - Slide

Netflix-opdracht
Een serie kijken... voor een cijfer! 

Je kijkt een serie op Netflix / Videoland (let op: elke serie mag in de klas maar 1 keer gekeken worden!). Hier geef je een presentatie over. Wat vind je van de serie? Wat vind je goed en wat vind je minder goed? 
Duur: minimaal 3 minuten. De opdracht wordt na de vakantie uitgebreid uitgelegd. 

Maar je kunt natuurlijk al wel alvast beginnen ;)

Slide 4 - Slide

Serie doorgeven
Geef zo snel mogelijk door welke serie je wil kijken. Stuur mij een berichtje via Teams. 

Per klas mag elke serie maar door 1 persoon bekeken worden, dus wie het eerst komt, wie het eerst maalt. 

Slide 5 - Slide

Vandaag
Lezen
Afronden H2 woordenschat
Start H1 Spelling

Slide 6 - Slide

Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen, spreekwoorden en personificatie zijn vormen van beeldspraak.

Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.

Slide 7 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 3

Slide 8 - Slide

Opdracht 3
a aantrekken – Wie de schoen past, trekke hem aan.
b aflopen – Het loopt met een sisser af.
c gat – Hij heeft een gat in zijn hand.
d haar – Ze trekt zich de haren uit het hoofd.
e hart – Ze draagt het hart op de tong.
f loodje – De laatste loodjes wegen het zwaarst.
g mes – Het mes snijdt aan twee kanten.
h neus – Dat is het neusje van de zalm.
i pet – Hij gooit er met de pet naar.
j woord – Ze haalt me de woorden uit de mond.

Slide 9 - Slide

Einde woordenschat (voor nu)
Op naar spelling!

Slide 10 - Slide

Leestekens...,;!?

Slide 11 - Slide

het is hartstikke leuk om havo twee les te geven de leerlingen zijn gezellig ze maken meestal hun huiswerk en er is altijd wel wat te lachen soms is het even lastig om ze aan het werk te krijgen maar uiteindelijk gaan ze altijd aan de slag terwijl ik dit schrijf probeer ik een einde aan dit verhaal te breien ik ga maar gewoon stoppen met schrijven einde

Slide 12 - Slide

Leestekens, waarom?
Het is belangrijk om leestekens te gebruiken, omdat je tekst dan goed leesbaar is. Het zorgt voor een beter tekstbegrip.

Daarnaast wil je ook dit voorkomen:

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Leestekens
. ! ?
, ; :

Slide 15 - Slide

Punt
- Na een zelfstandige, mededelende zin:
We hebben hard gewerkt aan het verslag. 
Ik spaar voor een nieuwe vishengel.


Slide 16 - Slide

Komma
- Tussen twee persoonsvormen. (Terwijl hij sliep, werd zijn huis versierd.)
- Voor een verbindingswoord (Hij moet naar school, maar wil liever gamen)
- Bij een opsomming. (Ik hou van wandelen, fietsen, lezen en vakantie.)
- Voor een deel van een zin dat geen zelfstandige zin is.
We hebben hard gewerkt aan het verslag, dat nog niet helemaal af was. 
--> We hebben hard gewerkt aan het verslag. Het verslag was nog niet helemaal af. 

Slide 17 - Slide

Puntkomma
Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen. 

Beginnen jullie maar vast; ik kom iets later.

(Je kunt er ook twee losse zinnen van maken, maar dan zie je de samenhang minder)
Beginnen jullie maar vast. Ik kom iets later.


Slide 18 - Slide

Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, waarbij de tweede zin een verklaring of uitleg is (bij de eerste zin). Ook bij een opsomming of citaat gebruik je een dubbele punt.

Mijn Valentijnsdag was erg romantisch: mijn man had rode rozen gekocht. 
In plaats van de dubbele punt kun je er de verbindingswoorden 'want' of 'omdat' of 'namelijk' bij denken:
Ik hou van lekker eten: pizza, poffertjes en pannenkoeken.

Slide 19 - Slide

Waarom belangrijk?
'Dubbele punt en puntkomma, die gebruik ik toch nooit.'

- Het is belangrijk om de functies van leestekens te begrijpen voor een beter tekstbegrip. 

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 van Spelling H1 (bladzijde 34).

Slide 21 - Slide