Quiz Hoofdstuk 3

Quiz Hoofdstuk 3
1 / 30
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Wat is geen aspect van motivatie
A
richting
B
intensiteit
C
rechtvaardigheid
D
activiteiten

Slide 2 - Quiz

Waar of niet waar?
Motivatie kan je observeren.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Wanneer we ons engageren tot iets omwille van de activiteit zelf, spreken we van...
A
intrinsieke motivatie.
B
extrinsieke motivatie.

Slide 4 - Quiz

Je maait het gras omdat je dan 20 euro krijgt.
A
intrinsieke motivatie.
B
extrinsieke motivatie.

Slide 5 - Quiz

Overrechtvaardiging is wanneer...
A
de intrinsieke motivatie de extrinsieke motivatie in de kiem smoort.
B
de extrinsieke de intrinsieke motivatie in de kiem smoort.

Slide 6 - Quiz

Het probleem met de instincttheorie is dat...
A
ze geen rekening houden met gedrag.
B
ze geen rekening houden met het effect van leren.
C
ze geen rekening houden met emoties.
D
ze geen rekening houden met instinct.

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar.
Het zuiggedrag van baby's is te verklaren vanuit de instincttheorie.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

De toestand van energie/spanning die een organisme beweegt om een biologische behoefte te vervullen, is...
A
een instinct
B
een energie
C
een drijfveer
D
een reden

Slide 9 - Quiz

Welke theorie is het?
Het organisme streeft naar een toestand van evenwicht.
A
instincttheorie
B
drijfveertheorie
C
Maslow

Slide 10 - Quiz

Welke theorie is het?
Deze theorie is een goede verklaring voor regelmatige cycli in dierengedrag.
A
instincttheorie
B
drijfveertheorie
C
Maslow

Slide 11 - Quiz

Welke theorie is het?
Deze theorie heeft 5 - en later 6 - fasen.
A
instincttheorie
B
drijfveertheorie
C
Maslow

Slide 12 - Quiz

Welke theorie is het?
Deze theorie heeft hiërarchische behoeftenniveaus.
A
instincttheorie
B
drijfveertheorie
C
Maslow

Slide 13 - Quiz

Welke theorie is het?
Deze theorie heeft is geïnspireerd op de overlevingsdrang/Darwin.
A
instincttheorie
B
drijfveertheorie
C
Maslow

Slide 14 - Quiz

Mensen die bij Maslow het niveau van zelfactualisatie bereikt hebben, zijn ontvankelijk, spontaan en...
A
open voor verandering
B
gesloten
C
direct
D
intelligent

Slide 15 - Quiz

Maslow's groei en afweer: mensen die groeigericht zijn:
A
zien voornamelijk risico's
B
zijn defensief
C
zien minder risico's

Slide 16 - Quiz

Maslow's 6de behoefte is die van...
A
veiligheid
B
sociale contacten
C
zelfactualisatie
D
zelfontstijging

Slide 17 - Quiz

Wat is een zwakke plek van Maslow's theorie?
A
De trappen volgen elkaar niet logisch op.
B
Regelmatig zetten mensen hun primaire behoeften aan de kant voor 'hogere' behoeften.
C
Mensen houden zich altijd aan de hiërarchie.

Slide 18 - Quiz

1
2
3
4
5
gevoelens
aanleiding
gedragsmatige expressie
beoordeling
fysiologische opwinding

Slide 19 - Drag question

Het parasympatisch zenuwstelsel zorgt voor...
A
alertheid en actie
B
waakzaamheid en rust
C
ontspanning en herstel
D
waakzaamheid en alertheid

Slide 20 - Quiz

Er zijn ... basisemoties.
A
6
B
7
C
8
D
5

Slide 21 - Quiz

De basisemoties zijn woede, afkeer, angst, geluk, minachting, verrassing en ...
A
verdriet
B
blijheid
C
paniek
D
depressie

Slide 22 - Quiz

Waar of niet waar?
Emoties zijn eigenlijk universeel.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Dit is geen oorsprong van emoties.
A
biologisch
B
pscyhologisch
C
sociaal en cultureel
D
karakter

Slide 24 - Quiz

Dit is geen zichtbare uiting van emoties.
A
fysiologisch
B
lichaamshouding
C
gebaren
D
intonatie

Slide 25 - Quiz

Dit is geen component van emotionele intelligentie.
A
persoonlijke vaardigheden
B
sociale vaardigheden
C
woonplaats

Slide 26 - Quiz

Cognitie heeft te maken met...
A
opmerken van waarheid.
B
verwerven van informatie.
C
rechtvaardigheid.
D
attributie.

Slide 27 - Quiz

Dit is GEEN mentaal proces.
A
herinneren
B
onthouden
C
waarnemen
D
lachen

Slide 28 - Quiz

GGGG staat voor
A
gebeurtenis - gedachten - gevoelens - gedrag
B
gevoelens - gebeurtenis - gedachten - gedrag
C
gedrag - gevoelens - gebeurtenis - gedachten
D
gedachten - gebeurtenis - gevoelens - gedrag

Slide 29 - Quiz

Attributie =
A
cogitie
B
oorzaak aan iets toeschrijven

Slide 30 - Quiz