Signaalwoorden/verbanden (herhaling)

Signaalwoorden
signaalwoorden en verbanden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Signaalwoorden
signaalwoorden en verbanden

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden

Slide 2 - Slide

Signaalwoorden

Slide 3 - Mind map

Verbanden

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 6 - Slide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 7 - Slide

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 8 - Slide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 9 - Slide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 10 - Slide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 11 - Slide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 12 - Slide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 13 - Slide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 14 - Slide